vrijdag 3 september 2010

Ontwikkelingsfacetten

Factoren waaraan gewerkt worden tijdens ontwikkelingsgerichte begeleiding












Beweging en motoriek
Grove motoriek/ proprioceptie; eigen bewegingszin
Ruimtelijke oriëntatie
Lichaamsgeografie
Richting en focus bij handelingen
Vroegkinderlijke reflexen integreren
Middellijn barrières opheffen – boven/beneden, links/rechts (kruising/spiegelen) De goede bewegingspatronen inscherpen waar en zover mogelijk.
Fijne motoriek – oog-hand coördinatie, spraak (klankoefeningen)














Evenwichtszin, onderscheidend leren luisteren (gehoorzin houdt verband met evenwichtszin)
Lateraliteit (hand, voet en oog voorkeur)
Ritme, toon en tijd – lichaamsbewustzijn, geheugen inscherpen, ordenend denken en begrip worden gestimuleerd en ontwikkeld door in maat of in een bepaald ritme te klappen, stampen of lopen.
Reeks - beleving van opeenvolging en processen dragen bij tot de ontwikkeling van het denken; oriëntatie in ruimte en tijd, zowel als het doelgericht handelen.
Geheugen
Aandacht richten, focussen en imiteren
Tastzintuig
Tijdsbewustzijn/oriëntatie

Meer over beweging vindt jij hier:

http://www.movementforchildhood.com/games.htm

Op dit site zijn er ook veel andere oefeningen, artikels en informatie over de ontwikkeling van het kind.














woensdag 1 september 2010

Reflexen remediëren, inegreren

Integreren van bewegingsreflexen






Een afbeelding van een figuur 8 oefening - Het kind staat met de benen ongeveer cm. van elkaar, armen naar voren strekken en handen samen vouwen. Met een lange, vloeiende beweging van de ene naar de andere kant, een figuur 8 beschrijven. Het gehele bovenlijf beweegt samen met de handen terwijl het gewicht van de rechter naar de linker voet verplaatst wordt. Buigen, draaien en weer recht draaien zover mogelijk met de buikspieren laten doen. Zorgen dat er geen spanning in de beweging is. 10x is voldoende. Dagelijks doen.

Om de beweging zintuiglijk waarneembaar te maken, kunnen gekleurde linten in de handen vastgehouden wordt. (een springtouw wordt ook aanbevolen, maar voor de kinderen met een ontwikkelingsachterstand is dat meestal te moeilijk) Omdat de beweging zichtbaar wordt met de linten, wordt de oefening meteen minder "kunstmatig" en meer speels. De waarneming van de fysieke beweging is een hulp ter ondersteuning van de bewegingen die nodig zijn om de oefening op de juiste wijze uit te voeren. Het bovenlijf zal meer draaien en zodoende is er een beter kruising van de middellijn.(advies Joep Eikenboom)


Zodoende zijn de bewegingen niet alleen maar fysiek of intellectueel bedacht maar wordt het een geïntegreerd beleven.
````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````
• Ruimtelijke perceptie, in de voeten en lijf komen, bewegingszin - vormen lopen, met pittenzakjes of knikkers tillen/dragen naar vastgestelde plaats en vorm zo “leggen” Vorm op zwartbord en daarna op papier tekenen.
• Reflexontwikkeling integreren, motoriek bewust gebruiken, zintuigontwikkeling (tast en egozin door contact-spelletjes), spaakbeen en ellepijp (draaibeweging pols) -  balspelletjes en staafoefeningen.
  •  Kruipen
  • Gebruik een mat voor de volgende oefeningen:
-baby kruip achteruit
- zijdelings kruipen
- kruipend een object halen en in mand doen – hoeveel in 5min tijd



Een afbeelding van een figuur 8 oefening


Veel van de onderstaande oefeningen komen uit: Stunts and Tumbling for Girls by Virginia Lee Horne. Door mij overgenomen - vertaald en soms aangepast - uit: http://www.movementforchildhood.com/
Ander oefeningen komen uit: Resource Teacher’s developmental Exercise Manual vol 1 & 2

1. Blokken bouwen. Het kind kruipt heen en weer om blokken te halen van de ene kant van de kamer naar het anderen; kan een snelheids wedstrijd zijn of er kan een constructie gebouwd worden.


2. Bal of knikker in een doos rollen en dan kruipend terughalen.

3. Een persoon gooit een aantal objecten naar andere kant van locaal halen (kan pittenzakjes zijn) De rest van de groep mag ze halen en terugbrengen. Wie brengt het meest?

4.Schattenjacht - mag rozijntjes of ander gedroogd fruit, stukjes wortel of iets dergelijks zijn – verstopt in verschillende plekken in de kamer, kinderen moet het kruipend vinden. Leidster geeft aan of het kind warm, koud of lauw is.

5. Voertuig of bal duwen en dan weer kruipend halen.

6. Lotto plaatjes over de vloer verspreidt, de bijpassende plaatjes tonen en al kruipend zoeken naar het gepaste plaatje, naar de leidster brengen.

7. Spelletjes als darts, domino’s (kruipend)

8. Een tas met objecten vullen, touwtje eraan en trekken. De kinderen proberen het al kruipend te pakken te krijgen. In de tas zijn leuke verassingen…

9. De hond uit wandelen nemen voor een special uitje – halsband wel om het middel vastmaken!

10. Tikkertje en verstoppertje, maar dan kruipend.

11. Tent bouwen met stoelen en een deken – nodigt tot veel kruipen

12. Vloerpuzzels

13. Simple Simon.

14. Aardappel wedstrijd – met de neus rollen.

15. Bellen blazen en kinderen proberen ze dan kruipend te vangen.

16. Op een fantasiereisje gaan en allerlei dieren ontmoeten (dierentuin, aquarium)

     zoorobics

Baby kikkerhop – hurken, voeten iets naar buiten, handen op vloer en ellebogen effens gebogen, armen tussen de benen. Plaats handen vlak voor voeten en breng voeten met korte hupjes naar handen.

Hagedis - liggend tegen de muur aan zo snel mogelijk langs de muur naar voren bewegen.
De bruine hagedis is klein maar o, zo snel
Hij’s weg nog voor jij tot drie kan tel.
Heel dicht tegen de tuinmuur aan gevleid
Scharrelt hij rond en zoekt naar zijn ontbijt

- rennen als een hond ( als kruipen maar knieën niet op grond) Handen op vloer plaatsen, knieën en armen effens gebogen. Een hond rennend of lopend nadoen; zorgen dat voeten niet voor handen geplaats worden.



- krab-rennen (omgekeerde kruippositie, rug omhoog en zijdelings bewegen op handen en voeten)


- kruiwagentje lopen.


- berenloop (handen en voeten aan onderscheidenlijk links en rechts gelijktijdig naar voren.
- berendans – hurkend de benen afwisselend naar voren strekken, ritmisch huppen.


-berengevecht - op handen en voeten kruipend elkaar met de schouders of heupen (NIET met handen of hoofden!) elkaar van de mat proberen duwen.












- kikkersprong - hurkend hoppen, starten met handen op mat en dan hoog in de lucht tijdens sprong














-  Worm-kruip – vanuit liggend positie rustend op handen en voeten bewegen. Op de rug liggend, armen over borst gevouwen, langzaam achteruit bewegen (in richting van het eigen hoofd). Rug gebogen naar omhoog strekken en weer laten zakken, met de hakken duwen.



- Rupskruip, hetzelfde maar in de tegengestelde richting, naar voeten toe.

De rups krult zich op, zo stijf
Hij strekt zowat zijn hele lijf
Zijn kop en staart ontmoeten elkaar!
Hoe krijgt hij dat toch voor mekaar?
Hij loopt zowaar zonder voeten!
Zal jij ooit weten hoe dat moeten?

- zeeleeuwloop – liggend op onderarm steunend voortbewegen door op ellebogen steunend te ‘lopen’. De  
  benen en voeten worden als het ware meegesleept.



De zeehond beweegt zo soepel en hij is niet dom
Rollerdebolerde rol maar nog een keer, om en om
Met zijn flippers pakt hij de bal
En gooit het omhoog, malen zonder tal.



Zeehond in circus: bal kan ook tussen de knieën, tussen de enkels of voeten vastgehouden worden. De zeehond kan ook naar voren wiebelen terwijl hij de bal vasthoudt.


Arend
Arend zo hoog in de hemelboog


Staart zo recht en omhoog
Zijn puntige vleugels zo krachtig en sterk
Nimmer zal zijn prooi hem bemerken.

Vrolijke vlinder – Op de vloer starten, de ogen volgen de actieve hand; breng de rechterhand langzaam naar achteren, omhoog en in een wijde hoge boog naar voren, de hand op de vloer plaatsen. De rechter knie naar voren brengen en naast de hand plaatsen. Herhaal aan de linkerkant terwijl de heupen gecentreerd blijven (niet op tegengestelde enkel gaan zitten.) Een rood lintje om de rechter wijsvinger en een blauw lintje om de linkerwijsvinger, geeft extra steun.



Boekje open, boekje dicht – Het kind ligt op de mat, op zijn of haar rug, armen langs de zij. Op een afgesproken teken langzaam omhoog komen, benen gestrekt, armen en bovenlijf in een rechte lijn.

Poesloop – Op de grond met de handen in rust positie; handen blijven op hun plaats en de voeten tot bij de handen laten huppen of lopen; dan de voeten op hun plaats houden en naar voren lopen met de handen. Knieën en ellebogen blijven doorgaans recht.

Inspiratie voor de oefeningen en spelletjes zij o.a. gevonden in: Resource Teacher’s developmental Exercise Manual vol 1 & 2 – Waldorf Resource Teacher training program, Association for a Healing Education


http://healingeducation.org/


http://www.movementforchildhood.com


Diverse concentratieoefeningen, zintuiglijke ontwikkeling en ruimtelijke oriëntatie



• Tastzin, bewustzijn in voeten, een wekkende oefening; geef de ademhaling gelegenheid om rustig te worden.


• Concentratie, beweging en in de voeten komen “-
in ritme lopen of klappen, bij voorbeeld door te tellen of een versje te zeggen.



• Slakkengang – koperen staaf voor het kind neergelegd, horisontaal met schouderlijn. Met blote voeten over de staaf bewegen, langzaam en centimeter voor centimeter














  • Tast en concentratie - iets in hand geven, voelen en raden wat het is.














• Proprioceptie, lichamelijke integratie en tastzin – medicijnbal over armen, benen en rug – deegroller rolt deeg uit voor het bakken van koekjes. Versterkt de eigen bewegingszin en helpt beter incarneren in de eigen lichamelijkheid.
• Sorteren van vormen, kleuren objecten.

Lateralisarie

• Lateralisatie, vastleggen van rechterkant als voorkeurkant, ego en zelfbeeld versterken door wilsactiviteit. – mikken met stok en balletje: plaats een object, bijvoorbeeld een rode ster uit karton geknipt en op een wit of lila achtergrond geplakt, tegen de muur op ooghoogte, ¾ meter ver. Plaats een object in de linkerhand , de linkerhand blijft in positie achter de rug, vormt een hoek ter hoogte van de middellijf. Een koperstaafje van potloodlengte, of een andere rechte object, in de rechterhand. Staan met voeten bij elkaar. Ogen gefocust en stok/staaf gericht op het centrum van de rode ster, kind loopt langzaam naar ster tot uiteinde van staaf/stok raakt. 2x doen. N.B. niet achteruit lopen.


Deze oefening kan uitgebouwd worden door het kind te laten hoppen op de rechterbeen, linkervoet van de grond, knie gebogen.2x

Op de linkerbeen hoppen terwijl rechterbeen en voet naar voren wijst. Staaf steeds in rechterhand houden en duiden tot de ster geraakt wordt.

Plaats een rode ster aan de rechterkant van het kind; de leraar staat direct voor het kind, ongeveer 3meter verder. Het kind stasat met beide voeten samen,goede houding en een pittenzakje op de wreef vav de rechtervoet en en pittenzakje in de rechterhand op harthoogte; de rechterarm moet omhoog en naar buiten gehouden wordt, als een vleugel; de blik is recht naar voren gericht. De linkerhand is achter de rug, op de middellijn. Een, twee drie – beide pittenzakjes gelijktijdig wegwerpen, het zakje op de rechtervoet wordt naar de leraar gegooid, het zakje in de rechterhand wordt naar de ster geworpen. De linkerhand beweegt niet. 5-7x herhalen. Belangrijke doelwit is het in evenwicht blijven terwijl de aandacht gefocus blijft op de leraar.

Het kind staat met zijn boeten naast elkaar en de rechterarm gebogen, op hart hoogte voor de lichaam. De ogen volgen de vinger van de leraar langzaam van de schouder, naar beneden glijdend langs de arm, langs de elleboog en tot bij de hand

Mary Jo Oresti, Resource teacher's manual

Strek en oprichtingsoefeningen

Strek - en oprichtoefeningen in relatie tot de drie ruimtelijke dimensies

Het eigen gewicht optillen (vanaf 7 jaar)

De leerling en de leerkracht staan met het gezicht naar elkaar. Vraag kind hoe zwaar hij is. Help hem zich te realiseren dat de mens het wonderbaarlijke vermogen heeft om zo'n gewicht moeiteloos te dragen. :: gewicht en de manier waarop de mens het optilt wordt met deze oefening beleefbaar gemaakt. Zorg ervoor dat de handen langs het lichaam blijven de voeten staan naast elkaar.

Vraag het kind zich een rechte lijn voor te stellen die vanuit een ster boven zijn hoofd door hem heen naar het centrum van de aarde loopt. Hij moet nu recht vooruit kijken en al zijn tenen zo hoog mogelijk van de grond optillen zonder om de voetzolen van de grond te tillen.
2 Nu laat hij zijn tenen zakken en duwt hij ze zo hard mogelijk tegen de vloer; hij probeert de vloer zo stevig mogelijk vast te pakken.
3 Herhaal 1 en 2 twee keer.
4 Dan tilt hij zijn hielen van de grond en gaat op zijn tenen staan, de rest van de voet los van de vloer. Heel langzaam laat hij de hielen zakken tot hij weer staat.
6 Herhaa1 1-5 twee keer.

TER OVERWEGING

Leerlingen zwaaien vaak heen en weer wanneer ze de tenen omhoog en omlaag bewegen. Herinner hen aan de lichtstraal die hen helpt om recht over¬eind te blijven. Let op de voeten: zijn ze stijf, is een voet misschien stijver dan de andere? Welke is dat? Als het kind op zijn tenen staat, rollen de voeten vaak naar buiten tot op de kleine tenen en zakken de enkels door. Na de tweede keer gaan soms de handen verkrampen. Soms worden de wijsvingers van een of beide handen stijf en trekken zijwaarts ten opzichte van de rest van de hand. Als de wijsvingers zo van de hand worden afgezonderd, is dat gewoonlijk eer teken dat er te vroeg in de ontwikkeling van het kind intellectuele eisen gesteld zijn. Het is er vermoedelijk in geslaagd hieraan te beantwoorden ten koste zijn vermogen om te voldoen aan eisen op het gebied van gedrag en concen¬tratie. Soms worden de achterkanten van de handen naar achteren getrokken. Als de hele hand naar achteren getrokken wordt, geeft dit aan dat het kind onder grote druk heeft gestaan. Als de pinken van de hand worden weggetrok¬ken, heeft het kind moeite te beantwoorden aan de eisen die er op intellectueel gebied en qua gedrag aan hem gesteld worden en valt het terug op nabootsing van gewoontes en gedrag van zijn omgeving.

Er zijn leraren die deze oefening met succes voor de hele klas gebruikt hebben. Ze is met name goed om de kinderen bij zichzelf te laten komen en ze te laten focussen als ze pauze gehad hebben.

Deze oefening helpt om bewustzijn van boven en onder te krijgen, net als de driehoek staafoefening en de twee baloefeningen voor boven/onder. Zij maakt spanningen los en helpt om de beleving van het oprichtelement te verdiepen. Hierin werken de wils krachten van het kind (zie hoofdstuk 2, verwijzing 5). Wolwinden is een geschikte oefening om te werken aan het loslaten van de spanning in de handen. Vinger breien en vingerhaken zijn ook uitstekende corrigerende activiteiten, evenals alle handvaardigheidactiviteiten. De oefening met de knikkers tussen de tenen werkt goed als de tenen stijf zijn of de voeten plat zijn. Op de tenen en de hielen lopen helpt enkels te verstevigen die de neiging hebben door te zakken en naar buiten te klappen.

Uit: De Extra les – Audrey McAllen; pagina 156

Strek - en oprichtoefeningen in relatie tot de drie ruimtelijke dimensies

Staaf rollen (vanaf 7 jaar)

Ga met het gezicht naar elkaar toe staan. Spiegel elkaars bewegingen:

De armen zijn naar voren gestrekt, de ellebogen ontspannen; de handpalmen zijn naar boven gericht; raak elkaars vingertoppen aan;

1. Er ligt een koperen staaf over jouw handen.
2. Til je armen omhoog en rol de staaf over de armen totdat hij je keel raakt. De leerling spiegelt jouw bewegingen door tegelijk met jou beide armen omhoog te tillen.
3. Rol de staaf over de armen terug (de leerling spiegelt de bewegingen nog steeds).
4. De staaf rolt over op de uitgestrekte vingers en handpalmen van de leerling en hij herhaalt de bewegingen 2 en 3.
5 Je spiegelt de armbewegingen omhoog en omlaag van de leerling en ontvangt de staaf dan weer.
6. Herhaal ritmisch.

TER OVERWEGING

Neuriën bij de bewegingen helpt om een ritme te ontwikkelen en vast te hou¬den. Zorg ervoor dat de staaf over de palmen en de vingers heen rolt (ze aan¬raakt) op zijn weg naar de polsen en onderarmen en weer terug.
De oefening helpt bewustzijn van voor en achter te ontwikkelen. Hij maakt een eventuele zwakte van de bovenarmen zichtbaar (zelfs bij atletische mens) en brengt de verborgen gebaren aan het licht die de bewegingsbeperkingen veroorzaken waardoor de armen dicht tegen de zijden gehouden wor¬den.

Wanneer de staaf langs de arm naar beneden rolt, draaien de armen vaak zodat de handpalmen naar beneden gekeerd zijn, in een strek gebaar. Soms is de spanning zo groot dat de handen enkel weer naar boven gekeerd kunnen worden door de hele arm naar achteren te zwaaien, dan helemaal rond te

bewegen en weer naar voren (zonder de staaf).

Oppervlakkig en onregelmatig ademhalen wordt door deze oefening ook zichtbaar gemaakt en gecorrigeerd. Omdat begrijpen dat leidt tot onthouden plaatsvindt in het ritmische systeem (ademhaling en bloedsomloop), is het goede oefening voor kinderen die geheugenproblemen hebben. Zij kan ook voor hele klassen en groepen worden gebruikt.

Let hoe de ogen van het kind 'vertroebelen' in deze oefening en in de oefening waarin het eigen gewicht wordt opgetild als de wil van het kind probeert in het lichaam te doordringen. Naarmate het vermogen om het lichaam te doordringen groeit, klaren de ogen op en blijven ze de hele oefening door ganzen.

Extra Lesson p. 158

vrijdag 27 augustus 2010

Lichaamsbewustzijn en ruimtelijke oriëntatie, zintuiglijke ontwikkeling.

Lichaamsbewustzijn en ruimtelijke oriëntatie, zintuiglijke ontwikkeling.
Fijne en grove motorische vaardigheden.
Bewegingsmechanisme inschakelen:

Primaire bewegingen: tijgeren, kruipen, rollen, sluipen, springen.
In deken draaien en rollen.
Op evenwichtsbalk lopen.
Hielen tegen tenen lopen.
Rechte lijn & kromme lijn lopen.
In ritmen lopen (bij voorbeeld kort-kort-lang, lang-kort etc.)
Tellen bij iedere stap.
Zwaaien, klimmen, schommelen, achteruitlopen
Langzaam, normaal of snel lopen, rennen.
Vegen, harken, graven, emmers dragen, stenen dragen. (arbeidspelletjes)
Pittenzakjes (met verschillende vullingen), ballen of stokken om door te geven, in de lucht te gooien of te vangen.
Kegelspelletjes.
Raak je rechterschouder met je linker hand etc.

Piaget toonde al in 1940 aan hoe belangrijk fysieke beweging als basis van cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling is.
Bewegingsproblemen hebben hun neerslag in het taalvermogen. Zwak zintuiglijke ontwikkeling heeft intellectuele en leer achterstand tot gevolg.

Tactiele ervaringen. De tastzin wordt ook ingeschakeld wanneer de ruimte verkent worden of bewegingen gedaan worden - helpt bij het “thuis voelen” in eigen lijf. Zand, water en modderspelletjes.















Opheffen van middellijn barriere

Middenlijn barrière integreren

Handvormen uitknippen en neerleggen linkerhand links, rechterhand rechts; kind kruipt door handenspoor te volgen met zijn/haar handen.

De handen ruilen zodat rechterhand links en linkerhand rechts geplaatst moet worden. Wat doet het kind?

Klapspelletje waarbij beide handen op het hoofd (1) en dan links op linker en rechts op rechter schouder kloppen (2) daarna linkerhand op rechter en rechterhand op linker schouder kloppen (3)

Opvolgen door (1) op hoofd (2 & 3) op ellenbogen te kloppen; doen hetzelfde met taille, knieën en dan voeten.

Alle activiteiten waarbij albei handen gebruikt worden.

Weven, boetseren.













Vegen, harken, schenken.

Activiteiten die helpen om bewustzijn in de ledematen te brengen: Kruiwagentje lopen, blootsvoets lopen, knikkers tussen de tenen oppakken en ermee lopen..

Hand en voetmassages

Tastzintuig

Tastzintuig – voelen en raden
Een mand met objecten (fruit, houten figuurtjes, ander bekende objecten) Een kind staat met een hand achter de rug, een ander kiest een object uit de mand en geeft dit in de hand van de eerste. Voor het spel begint mag het kind heel goed kijken naar de verschillende objecten in de mand. Hij mag nu raden welke object hij in zijn hand kreeg.
Ontwikkelt ook ook concentratie en geheugen

Blinddoekspelletjes
Het kind geblinddoekt door de kamer (of buiten op het speelveld) leiden naar verschillende objecten; laten voelen en raden wat het is.

Met een blinddoek en de handen achter de rug, een object in de handen leggen. Het kind mag voelen en dan raden wat het is.

Dominantie

Dominantie - oefeningen om de eigen bewegingszin, de evenwichtszin en de gezichtszin in harmonie te brengen.


Integreren van middenlijn barrière
(Na de negende jaar horen de kinderen niet meer de volwassenen voor zich te spiegelen, maar moeten kunnen reageren op verbale opdrachten) De volgende oefening kan dit vermogen testen; het geeft ook een goede indicatie of de wil goed geïntegreerd is tussen gezichtszin en gehoor.

Het is ook een uitstekende concentratieoefening en helpt de kinderen weer tot zichzelf komen wanneer ze ‘er uit gevlogen’ zijn.
Voor de kinderen me teen grote ontwikkelingsachterstand is een bandje om de rechterarm in bijna alle gevallen noodzakelijk, om ze te ondersteunen bij de keuze welke arm om te gebruiken.

Tegenover elkaar staand, de armen op borsthoogte gevouwen en de handen samengebald.

Rechterhand – til rechter hand en arm omhoog, weg van lijf, strek hand en vingers. Gaan terug naar beginpositie.

Linkerhand – Dito

Beide en dan weer samen - beide armen & handen samen strekken en terug naar begin positie.
De activiteit kan uitgebreid worden naar andere bewegingen, bij voorbeeld beide handen omhoog, beide omlaag en dan een omhoog en een omlaag.

vrijdag 20 augustus 2010

Integreren van bewegingssysteem



Ondersteuning bij het opheffen en metamorfosering van nog niet opgeloste oude bewegingsreflexen.

Ontwikkelingsfasen van de motoriek

Bij de motorische ontwikkeling zijn verschillende fasen te onderscheiden die in elkaar overlopen. Als het kind alle fasen heeft doorlopen, heeft het zich een voorkeurshand ontwikkeld, waarbij een goede samenwerking aanwezig is tussen handen en ogen met een sturing vanuit de hersenen.
Slurffase: tegenstelling spanning en ontspanning. De slurffase kenmerkt zich door slurfbewegingen. Deze vinden plaats op basis van spanning en ontspanning, zoals bijvoorbeeld het bewegen van een slang. Als de ene hand een vuist maakt, spreiden de vingers van de andere hand zich. Indien de ene arm zich strekt, zal de andere arm zich buigen. We kunnen bij de slurffase spreken van links en rechts anatongismen, omdat de buigspieren van de ene helft van het lichaam het tegengestelde zijn van de strekspieren van de andere lichaamshelft en omgekeerd. In deze eerste fase, die van de a- symmetrische motoriek werken de linker- en rechterhersenhelft van het lichaam gescheiden. De kinderen zijn tot ongeveer 4 jaar asymmetrisch. Slurfmotoriek blokkeert de ontwikkeling van de fijne motoriek. In deze fase is het van belang dat het kind ruimtebesef krijgt.
Symmetriefase: gespiegelde bewegingen. De symmetriefase kenmerkt zich door het symmetrisch meebewegen van de tegenovergestelde lichaamszijde in spiegelbeeld. Gaat het kind bijvoorbeeld met de rechterhand de vingers strekken, dan strekt het ook de vingers van de linkerhand. Maakt het met de rechterhand draaiende bewegingen naar rechts, dan doet de linkerhand hetzelfde naar links. De bewegingen in deze fase zijn groot en worden uitgevoerd met het hele lichaam. De auditieve waarneming en de ruimtelijke oriëntatie en beleving met het ontwikkelingsmateriaal op school verder ontwikkeld. Het lichaamsschema ontwikkelt zich. Het kind leert de omgeving ten opzichte van zijn eigen lichaam te interpreteren en maakt daarbij kennis met begrippen zoals voor, achter, boven, beneden enz. In de symmetriefase ontstaat er een geheel ander kind Alle bewegingen die uitgevoerd worden met de rechterhand, staan onder controle van de linker hersenhelft of hemisfeer. De bewegingen die uitgevoerd worden met de linkerhand worden gestuurd vanuit de rechter hersenhelft. In de symmetrie werken de beide hersenhelften gelijktijdig en wordt er een onderlinge verbinding gelegd. Deze samenwerking tussen beide hersenhelften is zeer belangrijk voor de volgende fase in ontwikkeling, waarbij alle activiteiten naar een hersenhelft toegaan. Het kind gaat als het uit deze fase komt de voorkeurshand ontwikkelen. Te weinig oefening in de ene fase betekent vaak een vertraging in de volgende fase. In dat geval is het van belang om een aantal symmetrische oefeningen steeds te herhalen. Deze oefeningen zijn geschikt voor tweehandige kinderen die de neiging hebben om over te stappen op de linkerhand, daarom krijgen ze oefeningen waarbij de linkerhand de rechterhand gaat ondersteunen. Als extra hulpmiddel kan om de rechterhand een bandje gedaan worden. De kinderen wennen er zo namelijk aan dat deze hand, de uiteindelijke schrijfhand gaat worden. Deze kinderen moeten ook tijdens symmetrische oefeningen naar de rechterhand leren kijken. Met beide handen in de lucht zwaaien in tegen gestelde richting, dus zwaaiende bewegingen maken, waarbij de bewegingen gespiegeld zijn. Met twee linten crêpe papier in tegengestelde richting zwaaien. De kinderen leren door deze oefeningen zich te gewennen aan een goede schrijfhouding met een aangeschoven stoel, met beide voeten plat op de grond, naast elkaar zitten, recht op de stoel te zitten, met een horizontale schouderlijn die evenwijdig is aan het tafelblad.

Lateralisatiefase: keuze voorkeur linker of rechter hersenhelft
Het woord lateralisatie verwijst naar de functionele verschillen tussen beide hersenhelften. Bij het schrijven is het gewenst dat zich uit de symmetriefase een duidelijke voorkeurshand ontwikkelt. De lateralisatiefase kenmerkt zich met betrekking tot de handmotoriek, doordat de duim van de voorkeurshand de functie overneemt van de andere hand. Het kind is bijvoorbeeld in staat om met de voorkeurshand meerdere dingen tegelijk te gaan doen. De bewegingen komen in deze fase vanuit de pols en vingers. Het kan voor kinderen die met twee handen schrijven en over moeten stappen naar het schrijven met de rechterhand daarom goed helpen om te oefenen in het parallelschrijven. De kinderen krijgen hierbij de opdracht om naar de rechterhand te kijken, want deze hand moet geleidelijk aan het werk ook van de andere hand overnemen.

Dominantiefase: overheersing van een hersenhelft.

Dominantie houdt in dat het kind in staat is om onafhankelijke bewegingen te maken met een of met een van beide handen. Van dominantie is sprake wanneer een hersenhelft overheerst bij alle andere hersenhelften. De voorkeurshand heeft zich in deze fase duidelijk ontwikkeld en gaat alle schrijfactiviteiten uitvoeren. Bij de meeste kinderen is de dominante hand op vijfjarige leeftijd aanwezig. Indien alles verloopt zoals het moet, zullen ervoor de kinderen geen lateralisatieproblemen ontstaan. Het grootste probleem ontstaat op het moment dat kinderen die nog onvoldoende gelateraliseerd zijn, handelingen moeten verrichten waar ze nog niet aan toe zijn.

Zoo-robics en kruipoefeningen

movementforchildhood.com

Een kind heft veel rollen, tijgeren en kruipen nodig om zich voor te bereiden voor het leven. Daarom is het niet goed om te veel gebruik te maken van de moderne draagzakken en baby-bouncers. Wanneer de bewegingsreflexen en vaardigheden niet op de normale wijze ontwikkelen, heeft het vaak ook een invloed op de leervaardigheid. Het is daarom belangrijk om kinderen met leerproblemen en met een leerachterstand, de gelegenheid te geven om bewegingsvaardigheden en patronen door bewegingspelletjes alsnog te verwerven of te verbeteren.

Het kind krijgt een aantal basische bewegingsreflexen mee, die later afgedaan en omgevormd moeten worden. Zij moeten vervangen worden door nieuwe vaardigheden en zodoende de mogelijkheid scheppen voor de volgende ontwikkelingstappen. Langzaam leert het kind nieuwe bewegingspatronen over door nabootsing, tot het zevende jaar. Wanneer de vroege bewegingspatronen niet op de juiste leeftijd opgeheven of geremd worden, moeten de bewegingen van een vroegere fase weer door gemaakt en geoefend worden.

Om de oefeningen levend te maken, zodat niet slecht het fysieke aspect, maar ook gevoel en wil betrokken wordt, worden de beelden van dieren gebruikt.

Het is goed om, indien praktisch mogelijk, de oefeningen dagelijks 15 minuten lang te doen. Het kan nooit te vaak gedaan worden! De oefeningen kunnen gevarieerd worden om het interessant te houden.

Ook bij het zwemmen worden veel nuttige bewegingen ingeoefend – kruipslag, bij voorbeeld!

Wat neem jij waar aan de bewegingen, gaat het chaotisch of lethargisch? Zijn de bewegingen harmonisch of stokkerig? Zijn de handen, knieën of voeten naar binnen gedraaid, of juist naar buiten? Beweegt het hoofd? Zijn de vuisten gebald of gebruik het kind zijn vingers om op te steunen? Zijn de voeten van de grond? Hoe hoog? Lacht, praat of maakt het kind geluiden terwijl hij de bewegingen uitvoert? Toont hij achteraf te veel aan emotie: uitbundigheid, agressie of juist sterk naar binnen gekeerd?

http://www.movementforchildhood.com/
 

Tastzin activeren

Blinddoekspelletjes


Het kind geblinddoekt door de kamer (of buiten op het speelveld) leiden naar verschillende objecten; laten voelen en raden wat het is.



Met een blinddoek en de handen achter de rug, een object in de handen leggen. Het kind mag voelen en dan raden wat het is.

Buikspieren en lichaamshouding

Oefeningen om de buikspieren te verstevigen en de lichaamshouding te verbeteren.

Gebruik een mat om de oefeningen op te doen, waar nodig.
• De waai van de benen aanraken: daardoor wordt het kind bewust van zijn houding en wordt de bekkenstand automatisch verandert.

• Gewicht afwisselend op hakken en tenen plaatsen – (moet eerst goed ontspannen staan, knieën los) Inhaken en meedoen, kan soms nodig zijn.

• Zitten met benen gestrekt, afwisselend de linker of rechter knie omhoog trekken. Probeer je knie naar je neus brengen! Ook op stoel zittend en liggend doen.

• Liggend hoofd en schouders omhoog tillen. Eerste week 5x hoofd omhoog, dan 5x hoofd en schouders; opvoeren naar 10x.

• Liggen op rug, voeten omhoog tillen; rug blijft plat (oppassen dat rug niet overbelast wordt.

• Achter een stoel staand of met een stok in beide handen horizontaal vasthouden met beide handen vastpakken, omlaag en weer omhoog. Activeert bekkenspieren.

• Bal gooien – overhands zowel als onderhands.

• Op vloer zittend, knieën omhoog, een bal uit de handen van een ander persoon trekken dat voor het kind staat.

• Duwspelletje: zittend, beide handen tegen de handen van een partner tegenover hem zittend, duwen. Ook kruiselings. Kracht zetten vanuit romp.

• Evenwichtstol en wiebelplank – op voeten, op knieën; recht blijven, niet doorzakken.

• Op de grote bal zittend (de voeten moeten de grond raken), lopen. Evenwicht handhaven terwijl hij/zij blijven zitten. Reacties uitlokken, knieën op laten tillen.

• Met de buik op de bal heen en weer rollen.

• Bekken heen en weer laten kantelen.

• Zittend op de billen laten “lopen”

Lichaamsbewustzijn en ruimtelijke oriëntatie, zintuiglijke ontwikkeling.

Bewegingsmechanisme inschakelen:
Primaire bewegingen: tijgeren, kruipen, rollen, sluipen, springen.

In deken draaien en rollen.

Op evenwichtsbalk lopen.

Hielen tegen tenen lopen.

Rechte lijn & kromme lijn lopen.

In ritmen lopen (bij voorbeeld kort-kort-lang, lang-kort etc.)

Tellen bij iedere stap.

Zwaaien, klimmen, schommelen, achteruitlopen

Langzaam, normaal of snel lopen, rennen.

Schatten hoeveel afstand tussen zichzelf en object; deze wordt nadelig beïnvloed door passief TV zitten kijken, overvloed aan visuele en auditieve indrukken volgen elkaar snel op. Perceptie en concentratie verzwakt. Lomp en onhandig, taalachterstand.

Vegen, harken, graven, emmers dragen, stenen dragen. (arbeidspelletjes)

Fijne en grove motorische vaardigheden.

Pittenzakjes (met verschillende vullingen), ballen of stokken om door te geven, in de lucht te gooien of te vangen.

Kegelspelletjes.

Raak je rechterschouder met je linker hand etc.

Piaget toonde al in 1940 aan hoe belangrijk fysieke beweging als basis van cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling is.

Bewegingsproblemen hebben hun neerslag in het taalvermogen. Zwak zintuiglijke ontwikkeling heeft intellectuele en leer achterstand tot gevolg.

Tactiele ervaringen. De tastzin wordt ook ingeschakeld wanneer de ruimte verkent worden of bewegingen gedaan worden - helpt bij het “thuis voelen” in eigen lijf. Zand, water en modderspelletjes.


*********************************************************
Kruipen


Kruipend op de vloer verschillende objecten op een bepaalde plaats ophalen en ergens heen brengen, bijvoorbeeld in een mand plaatsen.

Ondersteuningsoefeningen

Het individu werkt met zijn geestelijk-zielen organisatie in op het fysiek etherische en prent de

Drievoudige zielenstructuur ( willen, voelen, denken) in. Dit vormt de basis van de ontwikkeling van vermogens.

De omgeving werkt, in morele en fysieke zin, in op de zintuigorganisatie van het fysieke lichaam.

De vormkrachten van buiten af vormt de basis voor het aanleren en ontwikkeling van vermogens en vaardigheden.

In de eerste zeven levensjaren vindt deze inprenting van buiten plaats via de beweging en de spraak.



Bij het tekenen van een spiraal beweegt jij van boven naar beneden, van links naar rechts en van buiten naar binnen. Dezelfde onderlinge verbanden zijn terug te vinden bij de ruimtelijke bewegingen en spiraal bewegingen in huishoudelijke en ambachtelijke activiteiten.



• Weven, spinnen, was uitwringen, roeren, vaatwassen - spiraal van links naar rechts = ontwikkeling van intelligentie. Deze beweging volgt het astraallichaam in zijn beweging om het fysieke en etherlichaam te doordringen.

Geesteswetenschappelijke principes in acht nemen bij de bewegingsoefeningen, tekenoefeningen en schilder oefeningen is noodzakelijk en belangrijk; dan kan een gezond ademhalingsproces tussen geest/zielenwezen van de incarnerende persoon en levenslichaam/fysieke lichaam ontstaan.



(Audrey McAllen)

Ritme - klappen en stampen

Ritme tikken, klappen of stampen


Tikken op eigen bovenbeen, tafel of met ritmestokjes terwijl wij zingen of zeggen:

spreekteksten:

Koos heeft een kous, een oude kous.
Koos heeft een doos, een rode doos.
Een oude kous in een rode doos.
Dag kous. Dag Koos.

Ga je mee naar Spanje?
Neem een hoed met Franje.

Stap maar in de trein
Tjoeke tjoeke tjoek 2x - wat fijn

Aandacht en concentratieoefeningen


































Luisteren - klanken nabootsen en dan weer stilte               
 ook naar de stilte wordt geluisterd......


















Wij bakken een visje in de pan… sjjjj
Gas uit, stilte!
Water koken in de fluitketel
fuuuut, dop er af, stilte!


*********************************************************
Beweging

De klokken luiden trekken aan een touw; de klokken klinken bim, bam;

opletten, als juf stopt, moeten zij ook stoppen.

********************************************************
In een boot, roeien.

Starten en stoppen met gebaar of klank als teken.

*******************************************************
Waarneming en geheugen












Voorwerpen op dienblad, doekje er over.

Even goed kijken terwijl doekje af is, dan weer dicht.

Wat lag op het blad?

******************************************************

Met een trommel verschillende  tempo's  slaan, hard of zacht naar gelang nodig.. Gebruik beelden van bijvoorbeeld dieren, hierbij:
Een hert rent naar een ander hert om samen te spelen.
Een slak verwisselt van struik
Een kudde op hol geslagen buffels (trom snel maar wel ritmisch, slaan)
Een koe graast in de wei.
Een galoperend paard.
Een trop schapen
Een fladderend vlinder
Een hoppende krekel




Motorische vaardigheden

Ontwikkelingsfasen van de motoriek


Bij de motorische ontwikkeling zijn verschillende fasen te onderscheiden die in elkaar overlopen. Als het kind alle fasen heeft doorlopen, heeft het zich een voorkeurshand ontwikkeld, waarbij een goede samenwerking aanwezig is tussen handen en ogen met een sturing vanuit de hersenen.

Slurffase: tegenstelling spanning en ontspanning. De slurffase kenmerkt zich door slurfbewegingen. Deze vinden plaats op basis van spanning en ontspanning, zoals bijvoorbeeld het bewegen van een slang. Als de ene hand een vuist maakt, spreiden de vingers van de andere hand zich. Indien de ene arm zich strekt, zal de andere arm zich buigen. We kunnen bij de slurffase spreken van links en rechts anatongismen, omdat de buigspieren van de ene helft van het lichaam het tegengestelde zijn van de strekspieren van de andere lichaamshelft en omgekeerd. In deze eerste fase, die van de a- symmetrische motoriek werken de linker- en rechterhersenhelft van het lichaam gescheiden. De kinderen zijn tot ongeveer 4 jaar asymmetrisch. Slurfmotoriek blokkeert de ontwikkeling van de fijne motoriek. In deze fase is het van belang dat het kind ruimtebesef krijgt.

Symmetriefase: gespiegelde bewegingen. De symmetriefase kenmerkt zich door het symmetrisch meebewegen van de tegenovergestelde lichaamszijde in spiegelbeeld. Gaat het kind bijvoorbeeld met de rechterhand de vingers strekken, dan strekt het ook de vingers van de linkerhand. Maakt het met de rechterhand draaiende bewegingen naar rechts, dan doet de linkerhand hetzelfde naar links. De bewegingen in deze fase zijn groot en worden uitgevoerd met het hele lichaam. De auditieve waarneming en de ruimtelijke oriëntatie en beleving met het ontwikkelingsmateriaal op school verder ontwikkeld. Het lichaamsschema ontwikkelt zich. Het kind leert de omgeving ten opzichte van zijn eigen lichaam te interpreteren en maakt daarbij kennis met begrippen zoals voor, achter, boven, beneden enz. In de symmetriefase ontstaat er een geheel ander kind Alle bewegingen die uitgevoerd worden met de rechterhand, staan onder controle van de linker hersenhelft of hemisfeer. De bewegingen die uitgevoerd worden met de linkerhand worden gestuurd vanuit de rechter hersenhelft. In de symmetrie werken de beide hersenhelften gelijktijdig en wordt er een onderlinge verbinding gelegd. Deze samenwerking tussen beide hersenhelften is zeer belangrijk voor de volgende fase in ontwikkeling, waarbij alle activiteiten naar een hersenhelft toegaan. Het kind gaat als het uit deze fase komt de voorkeurshand ontwikkelen. Te weinig oefening in de ene fase betekent vaak een vertraging in de volgende fase. In dat geval is het van belang om een aantal symmetrische oefeningen steeds te herhalen. Deze oefeningen zijn geschikt voor tweehandige kinderen die de neiging hebben om over te stappen op de linkerhand, daarom krijgen ze oefeningen waarbij de linkerhand de rechterhand gaat ondersteunen. Als extra hulpmiddel kan om de rechterhand een bandje gedaan worden. De kinderen wennen er zo namelijk aan dat deze hand, de uiteindelijke schrijfhand gaat worden. Deze kinderen moeten ook tijdens symmetrische oefeningen naar de rechterhand leren kijken. Met beide handen in de lucht zwaaien in tegen gestelde richting, dus zwaaiende bewegingen maken, waarbij de bewegingen gespiegeld zijn. Met twee linten crêpe papier in tegengestelde richting zwaaien. De kinderen leren door deze oefeningen zich te gewennen aan een goede schrijfhouding met een aangeschoven stoel, met beide voeten plat op de grond, naast elkaar zitten, recht op de stoel te zitten, met een horizontale schouderlijn die evenwijdig is aan het tafelblad.

Lateralisatiefase: keuze voorkeur linker of rechter hersenhelft

Het woord lateralisatie verwijst naar de functionele verschillen tussen beide hersenhelften. Bij het schrijven is het gewenst dat zich uit de symmetriefase een duidelijke voorkeurshand ontwikkelt. De lateralisatiefase kenmerkt zich met betrekking tot de handmotoriek, doordat de duim van de voorkeurshand de functie overneemt van de andere hand. Het kind is bijvoorbeeld in staat om met de voorkeurshand meerdere dingen tegelijk te gaan doen. De bewegingen komen in deze fase vanuit de pols en vingers. Het kan voor kinderen die met twee handen schrijven en over moeten stappen naar het schrijven met de rechterhand daarom goed helpen om te oefenen in het parallelschrijven. De kinderen krijgen hierbij de opdracht om naar de rechterhand te kijken, want deze hand moet geleidelijk aan het werk ook van de andere hand overnemen.

Dominantiefase: overheersing van een hersenhelft.

Dominantie houdt in dat het kind in staat is om onafhankelijke bewegingen te maken met een of met een van beide handen. Van dominantie is sprake wanneer een hersenhelft overheerst bij alle andere hersenhelften. De voorkeurshand heeft zich in deze fase duidelijk ontwikkeld en gaat alle schrijfactiviteiten uitvoeren. Bij de meeste kinderen is de dominante hand op vijfjarige leeftijd aanwezig. Indien alles verloopt zoals het moet, zullen ervoor de kinderen geen lateralisatieproblemen ontstaan. Het grootste probleem ontstaat op het moment dat kinderen die nog onvoldoende gelateraliseerd zijn, handelingen moeten verrichten waar ze nog niet aan toe zijn.

Pittenzak, koperbal en koperstaaf spelletjes



Koperbalspelen

De koperbal wordt doorgegeven, omhoog en omlaag geheven, ritmisch terwijl er een liedje gezongen of een versje gezegd worden.












Koperstaafspelen


De staven worden ritmisch bewogen aan de hand van versjes, liedjes of terwijl er geteld worden.











Het koper werkt verwarmend en daardoor wordt de bloeddoorstroming bevorderd.



Het boekje van Bernadette de la Houssaye "Kringspelen voor kleuters en Ritmische-muzikale bewegingspelen" bevat talloze liedjes en uitleg hoe er gewerkt kan worden hiermee" door de Zonnehuizen uitgegeven



Pittenzak oefeningen









De zakjes worden ritmisch bewogen, doorgegeven of naar een partner geworven.







Oefeningen kunnen in bovengenoemde boekje gevonden worden zowel als in de volgende boeken:

Spelend oefenen - pedagogische oefeningen voor de Vrije School - Paul van Meurs
Stap voor stap - Mary Nasg-Wothham & Jean Hunt (oefeningen voor kinderen met spraak, lees, schrijf en concentratie problemen)
De extra les - bewegings, teken en schilder oefeningen - Audrey McAllen





Fijne coördinatie

• Koperstaafoefeningen

Staaf horizontaal, (handen boven, palmen naar onderen)• vingers een voor een omhoogtillen op ieder lettergreep;  handen beurtelings verwisselen (hand onder staaf, palm naar boven &  handen boven, palmen naar onderen)

Peper en zout peper en zout
Er boven
er onder
Er boven
er onder
En nooit een fout

***********************************************************


Staaf vertikaal vasthouden, met beide handen boven elkaar omklemmen, beurtelings omhoog klimmen.
Na elkaar naar beneden laten glijden en strekken - staaf in rechterhand (drogen) en weer omhoog ‘klimmen:’

Hansje Pansje Kevertje
Klom eens op een heg.
Neer viel de regen
En spoelde alles weg.
Op kwam de zon
En maakte alles droog.
Hansje Pansje kevertje
Klom toen weer omhoog.

Kleioefening

Ook het tastzintuig zowel als het concentratie vermogen, worden gestimuleerd met deze oefening.

Kinderen staan, goede houding en voeten effens uit elkaar, er wordt in stilte gewerkt; kleibrokjes in een houder aanbieden - niet groter dan een golfbal en niet kleiner dan een knikker.

Met vingertippen de klei gladstrijken en een ronde bal vormen, met beide handen aan de voorkant.

Volgende stap, na een aantal keren en wanneer deze stap goed onder de knie gekregen is, alleen de rechterhand gebruiken.

Volgende stap kan zijn dat met de linkerhand gewerkt wordt.

Volgend stap achter de rug werken, beide handen.

Het hangt van de kinderen af hoeveel stappen er gemaakt kan worden, het zal soms wel blijven bij alleen maar de eerste stap, en dan met hulp. De begeleider kan als het ware de tweede hand zijn, zodat er samen gewerkt worden aan een balletje. Het kan zelfs zo zijn dat er niet met de vingerpunten gewerkt kan worden maar alleen in de handpalm. De begeleider past zich aan bij de mogelijkheden van het kind.

Ruimtelijke dynamiek

  • Over de (koper)staven of houten oefenstokken stappen (tweede regel omdraaien/achteruit)
       

Geel en goud, geel en goud
Straalt het licht, in het woud.

woensdag 3 maart 2010

Kruis tekening - test, Audrey MacAllan

"Kruistekening" (Cross Test)

Overgenomen uit de blog van Joep Eikenboom : http://vo-extrales.blogspot.com/
Achtergrond
Bestudeert men werken van kunstenaars uit de Renaissance, die bv. Madonnabeelden schilderden, dan kan men uit de symbolen die ze gebruikten de initiatiegraad afleiden die hadden deze kunstenaars bereikt.
Bij de studie van de biografie van de 12 apostelen (Leonardo da Vinci) ontdekt men dan het volgende: Andreas, die op een X vormig kruis gekruisigd werd, groef altijd putten, waar dan "levend" water uitkwam. Dit is een beeld van het etherische. X is dus een etherkruis.

Sint Joris (+ kruis) overwon de draak. Het lichaam van de mens is een draak. (vgl. Johannes Tomasius in de Mysteriedrama's van R. Steiner.)
Wat kan men uit de test halen: -Kan het kind een kruis maken? -Aan welke kant van de lijn tekent het kind het kruis? -Kan het de middellijn (vertikaal/horizontaal) kruisen? -Welke verhouding heeft het kind tot het kruis? -Welk kruis tekent het? -Soms ziet men dat het kind het kruis vanuit een heel andere richting tekent, bijvoorbeeld van onder naar boven en van rechts naar links, of bij het diagonale kruis van onderaf.

Daarin ziet men dan weer het beeld van de krachtenstromingen (uit de 1909 voordrachten), die in het lichaam van het kind werken. Ditzelfde ziet men dan in andere testen (bv. de "Bloem-staf"). Wat zegt dit nu over het kind? Ofwel is dan het astraallichaam te sterk inwerkend (wanneer het kind van onderaf naar boven tekent), ofwel het etherlichaam is een te sterke zuigende kracht.















ALGEMENE OPMERKING: A.Mc.A. wil er de nadruk opleggen dat we voor al deze fenomenen geen concrete antwoorden hebben en dat het ook niet goed is die te hebben en kinderen meteen te labelen, zelf al te gefixeerde ideeën te hebben. Je moet altijd op een open manier naar het kind kijken en alles vergelijken met de andere oefeningen, die je doet. Je moet een hele reeks fenomeen verzamelend hebben en deze dan samenbrengen met uw ervaring.

Bloem-staf oefening

De Bloem-staf (EL blz.65 ev.)

















Het doel van de bloem-staf oefening

Er waren verschillende uitgangspunten voor deze oefening:
1. Het is een soort Mercuriusstaf. Dr. Enst Lehrs noemde dit een beeld van een etherische ruggengraat.
2. Het is een lemniscaat of een "8". Dat is het beeld van het astraallichaam dat indaalt in het fysieke lichaam.
3. De oefening ontstond in de praktijk, op basis van ideeën van de antroposofie. Ik wilde eerst gewoon dat de kinderen een mooie lemniscaat tekenden (een "acht" die je mooi maakt).
4. De Bloem-staf is ook een imaginatie van hoe dat de stromingen van etherlichaam en astraallichaam werken in de linker en de rechter lichaamshelft van de mens, boven en beneden de taille.
5. Het is ook het beeld van de beweging van de zenuwbanen van de ogen naar de visuele cortex in hersenen (de occipitale cortex) en een beeld van hoe de etherstromen vroeger werkten in de opbouw van de hersenen. De hersenen en zenuwen zijn immers gemetamorfoseerd licht.

Enkele aanvullingen op de beschrijving van de Bloem-staf in "De Extra Les”.
Praktische uitvoering: Het papier is A4 en ligt vertikaal. De leraar / lerares zet de kruisjes boven en onder waartussen het kind de verticale lijn tekenen moet (dit is in feite een IK lijn.)
De lerares zit naast het kind (links of rechts), of erachter, zodat het kind de vormtekening ervaart vanuit zijn eigen positie. Ik (A.Mc.A.) heb het gevoel dat de oefening het niet hetzelfde bewerkstelligt wanneer het op het schoolbord wordt gedaan of aan de tafel op papier. Het laatste heeft mij voorkeur (Joep Eikenboom).


Waar ik met de Heilpedagogische kinderen werkte, was het voor ieder individueel kind weer even zoeken naar de juiste positie voor kind en begeleider. Het vroeg verder om een langere aanloop en veel herhaling en zoeken naar de juiste positie. Wij begonnen op het tekenbord, bij een latere gelegenheid een vel papier tegen den tekenbord plaatsen. Er werd eerst geoefend met arm en handbewegingen zonder pen. De begeleider stuurt de handen van het kind. Dit wordt een aantal lessen lang steeds herhaald. Wanneer het zover ijsde oefening nu met krijt doen, indien het lukt. Het vraagt om veel tijd en geduld, maar het loont om door te gaan. Na een aantal weken waren wij zover om aan tafel te werken. Na twee maanden waren sommige kinderen in staat om bij het loslaten van de handen, de bewegingen zelfstandig uit te voeren. Eerst houdt de lerares haar handen boven de handen van het kind. De handen van het kind als het ware met onzichtbare touwtjes steeds blijven sturen en begeleiden. Met het kind mee bewegen, zowel innerlijk als uiterlijk! Vanzelfsprekend is het ook niet voor ieder kind mogelijk om zover te komen. Maar de oefening heeft nochtans een positieve werking omdat het kind innerlijk met de beweging leert meedoen. Hij of zij beleeft het mee en het is een werkelijke ervaring geworden, ook al is het niet hoe wij het met kinderen zonder een ontwikkelings achterstand doen. Het wordt “ingeprent”

N.C.



De bloem-staf: convexe/concave spiegeling (vanaf 8 jaar)

Vraag het kind om uit een reeks kleuren twee staafkrijtjes (of kleurpotlo­dcn) te kiezen en een ervan aan jou te geven. Ga naast het kind zitten, links naast een rechtshandig kind en rechts naast een linkshandige leer­ling:
Vraag het kind een verticale lijn te trekken door het midden van een A4-tje dat in de lengterichtingvoor hem is neergelegd. Help het kind indien nodig door twee punten aan te geven, een op 4-5 cm vanaf de bovenkant van het blaadje, en de andere aan de onderkant ervan; het kind verbindt de twee punten met een rechte lijn.
Teken vervolgens een helft van een evenwichtige verticale lemniscaal. Begin bij de bovenste punt en ga eerst naar links. Kruis de verticale, lijn op de heft en teken verder aan de rechterkant (zie afb).
Vraag het kind dezelfde vorm aan de andere kant van de lijn te tekenen en de oorspronkelijke vorm te spiegelen. Het zal waarschijnlijk nodig zijn dat de begeleider de vorm aanduidt door een stippellijn. Zeg dat het een bloem en een bol zijn.



Nu komt de zon op en er ontplooit zich een blaadje; teken van boven af naar links toe bewegend en weg van de gesloten vorm een halve lemniscaat met open bovenkant.
Het kind spiegelt dit weer.
Herhaal dit nog een keer.
Neem een nieuw blaadje en herhaal de hele vorm nog een keer ; begin nu bovenaan rechts en vraag het kind aan de andere kant te spiegelen.
Vraag het kind ten slotte om de hele vorm inclusief de verticale uit zijn herinnering op een derde blaadje te tekenen.

Extra Lesson, Audrey McAllen
(Uiteraard met onze kinderen pas na vele weken hieraan te hebben gewerkt. De oefening zal verder stapsgewijs iedere week moet worden opgebouwd. - N)

Er zijn drie plaatsen om op te letten bij de diagnose: boven midden onder: Een kind dat doorgaat op de plaats waar de lerares gestopt is en dus voort tekent van beneden naar boven.
Interpretatie: de bewegingimpuls gegeven aan en opgepakt door het astraallichaam gaat door, blijft doorstromen. Het Ik heeft er geen greep op en kan het niet stoppen. Het kind beleeft geen verschil tussen links en rechts.

Een kind dat de bloem boven sluit, zelfs nadat men gezegd heeft "en nu laten we ze open".
Interpretatie: dit is een soort doofheid.
Opmerking: Door deze diagnostische tekening als oefening te doen kan men een bepaalde heilzame ontwikkeling tot stand brengen. Dan is het daarna niet meer als diagnostisch middel te gebruiken. Zelfs bij de eerste keer, tijdens `de eerste les` kan dit effect al optreden en kan de tweede tekening van de drie beter zijn dan de eerste.

"Gaten in het onderste deel".
Interpretatie: in het onderbewustzijn kunnen de stromingen vanuit de zintuigen niet samenkomen. De visuele zintuigindrukken worden moeilijk afgedrukt in het geheugen dat is in het stofwisselingsgebied van de ledematen, auditieve zintuigindrukken kunnen maar moeizaam worden afgedrukt in het geheugen, dat is in het stofwisselingsgebied van het hoofd.
Opmerking: men moet deze dingen in hun geheel interpreteren, leren lezen, en bijvoorbeeld vergelijken met andere kinderen. Dan valt op dat er bepaalde dingen steeds terug komen. Deze haakvormige onder uiteinden vindt men bij kinderen met karakterproblemen ("maladjusted children"). Ahriman in Rudolf Steiner beeldengroep de 'Mensheidsrepresentant" in het Goetheanum heeft zijn handen op deze manier. Het duidt op een verharding in het etherische. - Een kant is langer dan de andere Dit is ook weer een fysiek probleem: het ene been is langer dan het andere, de heup staat scheet, bijvoorbeeld als gevolg van een val, de ruggengraat heeft een afwijking enz.
Algemene opmerking tussendoor: elk onderzoek van ´De Eerste Les´ (de “assessment”) kan ook als oefening gebruikt worden, behalve de "Kruistekening" blz. 44’ en de "Oog kleurvoorkeur" (Blauwe Maan; Rode Zon blz.69)

Gaat het kind bij deze vormtekenoefening kleine rollende oogbewegingen maken, dan is er meestal sprake van problemen in het vestibulaire systeem (evenwicht), Het kind heeft evenwichtsoefeningen nodig en -vergeet die niet en sla dit niet over- oefeningen op de grond, zoals de ‘Dierentuin’
(= Ontwikkelingoefeningen, EL blz.128).

TER OVERWEGING
Let op hoe de houding van het kind beïnvloed wordt door het trekken van­ lijnen. Leunt het naar achteren en gaat het met zijn hoofd mee naar beneden terwijl het de lijnen van boven naar beneden trekt? Trekt het allebei zijn schouders op? Heeft het hoofd de neiging om mee te doen met de beweging van de tekenhand? Deze posturale bewegingen zijn tekenen van spanning en kunnen te maken hebben met subtiele structurele blokkades of met een nog niet voltooide integratie van de vroege bewegingspatronen en/of met zwakke oogspieren.
Deze oefening, lemniscaten op een rechte lijn, laat zien of het kind in staat is om innerlijk ruimtelijke visualisaties te maken, van de driedimensionale naar de tweedimensionale ruimte te gaan en weer terug. Deze oefening kan als onderzoek en als remediërende oefening gebruikt worden. Soms gebeurt het dat een kind dat deze vorm goed kan spiegelen gedurende een bepaalde periode een terugslag heeft. In deze mooie vorm kun Je zien of het kind naar binnen kan bewegen van de convexe naar de concave' spiegeling (zie hoofdstuk 2) en of het bereid is om te ontvangen (de lijn open zich aan de bovenkant). Ze heeft ook archetypische bijbetekenissen voor de ziel van het kind *

*De oervormen


Geometrie en mathematica zijn door de historische ontwikkeling heen opvoeders van de menselijke intelligentie geweest. Ze maken de mens wakker voor zijn unieke plaats in de schepping. Het Vermogen om de vormen zowel visueel als innerlijk te begrijpen, heeft geleid tot de staties van voorbije beschavingen en tot de ontwikkeling van het de moderne bewustzijn. In de vorm van een spiraal bijvoorbeeld, zijn alle ruimtetrekrichtingen in een beweging samengevat -links/rechts, boven/ beneden, binnen/buiten, voor/achter. Het is eenvoudig om een spiraal van buiten naar het centrum te tekenen. Als je dezelfde spiraal van binnen naar buiten wilt tekenen, moet je zorgvuldig opletten welke kant je op moet gaan. Als je niet oplet of rechts of links begint en naar boven gaat als naar beneden zou moeten gaan, kom je uit bij een spiraal die in de tegenovergestelde richting getekend is, net als in een spiegel. Deze prach­tige beweging van de spiraal is overal in de natuur te vinden en in de hedendaagse wereld ook in menig huishoudapparaat.
bassale geometrische vormen die de mensheid vergezeld hebben worden door herontdekt en op nieuwe manieren toegepast, van de verhouding 2:3 van het vlak ten opzichte van de inhoud die geleid heeft tot 'ijzeren' schepen, tot de praktische toepassing van het parallellogram in het apparaat waar het keukenpapier omheen is gewonden. Deze geometrische vormen verheffen het menselijke denken tot de wereld van de eeuwige waarheden en maken hem tegelijkertijd tot meester van de aarde.
Als het kind deze vormen tegenkomt, beleeft het hun archetypische kwa­liteiten. Ze verbinden hem met zijn verleden en brengt hem in relatie met het ware en het schone. Het werken met deze vormen - tekenend, schilderend en in de beweging - doet een beroep op de innerlijke intelligentie die in elke mens verborgen ligt.
Therapeutisch hulp bij het opvoeden heeft als taak het individu te helpen om zijn eigen identiteit te verwezenlijken los van de erfelijkheid die hij heeft meegekregen en de omgevingsfactoren waarin het leven hem heeft neergezeyt. Dan zal hij het vermogen bewaren.