woensdag 1 september 2010

Strek en oprichtingsoefeningen

Strek - en oprichtoefeningen in relatie tot de drie ruimtelijke dimensies

Het eigen gewicht optillen (vanaf 7 jaar)

De leerling en de leerkracht staan met het gezicht naar elkaar. Vraag kind hoe zwaar hij is. Help hem zich te realiseren dat de mens het wonderbaarlijke vermogen heeft om zo'n gewicht moeiteloos te dragen. :: gewicht en de manier waarop de mens het optilt wordt met deze oefening beleefbaar gemaakt. Zorg ervoor dat de handen langs het lichaam blijven de voeten staan naast elkaar.

Vraag het kind zich een rechte lijn voor te stellen die vanuit een ster boven zijn hoofd door hem heen naar het centrum van de aarde loopt. Hij moet nu recht vooruit kijken en al zijn tenen zo hoog mogelijk van de grond optillen zonder om de voetzolen van de grond te tillen.
2 Nu laat hij zijn tenen zakken en duwt hij ze zo hard mogelijk tegen de vloer; hij probeert de vloer zo stevig mogelijk vast te pakken.
3 Herhaal 1 en 2 twee keer.
4 Dan tilt hij zijn hielen van de grond en gaat op zijn tenen staan, de rest van de voet los van de vloer. Heel langzaam laat hij de hielen zakken tot hij weer staat.
6 Herhaa1 1-5 twee keer.

TER OVERWEGING

Leerlingen zwaaien vaak heen en weer wanneer ze de tenen omhoog en omlaag bewegen. Herinner hen aan de lichtstraal die hen helpt om recht over¬eind te blijven. Let op de voeten: zijn ze stijf, is een voet misschien stijver dan de andere? Welke is dat? Als het kind op zijn tenen staat, rollen de voeten vaak naar buiten tot op de kleine tenen en zakken de enkels door. Na de tweede keer gaan soms de handen verkrampen. Soms worden de wijsvingers van een of beide handen stijf en trekken zijwaarts ten opzichte van de rest van de hand. Als de wijsvingers zo van de hand worden afgezonderd, is dat gewoonlijk eer teken dat er te vroeg in de ontwikkeling van het kind intellectuele eisen gesteld zijn. Het is er vermoedelijk in geslaagd hieraan te beantwoorden ten koste zijn vermogen om te voldoen aan eisen op het gebied van gedrag en concen¬tratie. Soms worden de achterkanten van de handen naar achteren getrokken. Als de hele hand naar achteren getrokken wordt, geeft dit aan dat het kind onder grote druk heeft gestaan. Als de pinken van de hand worden weggetrok¬ken, heeft het kind moeite te beantwoorden aan de eisen die er op intellectueel gebied en qua gedrag aan hem gesteld worden en valt het terug op nabootsing van gewoontes en gedrag van zijn omgeving.

Er zijn leraren die deze oefening met succes voor de hele klas gebruikt hebben. Ze is met name goed om de kinderen bij zichzelf te laten komen en ze te laten focussen als ze pauze gehad hebben.

Deze oefening helpt om bewustzijn van boven en onder te krijgen, net als de driehoek staafoefening en de twee baloefeningen voor boven/onder. Zij maakt spanningen los en helpt om de beleving van het oprichtelement te verdiepen. Hierin werken de wils krachten van het kind (zie hoofdstuk 2, verwijzing 5). Wolwinden is een geschikte oefening om te werken aan het loslaten van de spanning in de handen. Vinger breien en vingerhaken zijn ook uitstekende corrigerende activiteiten, evenals alle handvaardigheidactiviteiten. De oefening met de knikkers tussen de tenen werkt goed als de tenen stijf zijn of de voeten plat zijn. Op de tenen en de hielen lopen helpt enkels te verstevigen die de neiging hebben door te zakken en naar buiten te klappen.

Uit: De Extra les – Audrey McAllen; pagina 156

Strek - en oprichtoefeningen in relatie tot de drie ruimtelijke dimensies

Staaf rollen (vanaf 7 jaar)

Ga met het gezicht naar elkaar toe staan. Spiegel elkaars bewegingen:

De armen zijn naar voren gestrekt, de ellebogen ontspannen; de handpalmen zijn naar boven gericht; raak elkaars vingertoppen aan;

1. Er ligt een koperen staaf over jouw handen.
2. Til je armen omhoog en rol de staaf over de armen totdat hij je keel raakt. De leerling spiegelt jouw bewegingen door tegelijk met jou beide armen omhoog te tillen.
3. Rol de staaf over de armen terug (de leerling spiegelt de bewegingen nog steeds).
4. De staaf rolt over op de uitgestrekte vingers en handpalmen van de leerling en hij herhaalt de bewegingen 2 en 3.
5 Je spiegelt de armbewegingen omhoog en omlaag van de leerling en ontvangt de staaf dan weer.
6. Herhaal ritmisch.

TER OVERWEGING

Neuriën bij de bewegingen helpt om een ritme te ontwikkelen en vast te hou¬den. Zorg ervoor dat de staaf over de palmen en de vingers heen rolt (ze aan¬raakt) op zijn weg naar de polsen en onderarmen en weer terug.
De oefening helpt bewustzijn van voor en achter te ontwikkelen. Hij maakt een eventuele zwakte van de bovenarmen zichtbaar (zelfs bij atletische mens) en brengt de verborgen gebaren aan het licht die de bewegingsbeperkingen veroorzaken waardoor de armen dicht tegen de zijden gehouden wor¬den.

Wanneer de staaf langs de arm naar beneden rolt, draaien de armen vaak zodat de handpalmen naar beneden gekeerd zijn, in een strek gebaar. Soms is de spanning zo groot dat de handen enkel weer naar boven gekeerd kunnen worden door de hele arm naar achteren te zwaaien, dan helemaal rond te

bewegen en weer naar voren (zonder de staaf).

Oppervlakkig en onregelmatig ademhalen wordt door deze oefening ook zichtbaar gemaakt en gecorrigeerd. Omdat begrijpen dat leidt tot onthouden plaatsvindt in het ritmische systeem (ademhaling en bloedsomloop), is het goede oefening voor kinderen die geheugenproblemen hebben. Zij kan ook voor hele klassen en groepen worden gebruikt.

Let hoe de ogen van het kind 'vertroebelen' in deze oefening en in de oefening waarin het eigen gewicht wordt opgetild als de wil van het kind probeert in het lichaam te doordringen. Naarmate het vermogen om het lichaam te doordringen groeit, klaren de ogen op en blijven ze de hele oefening door ganzen.

Extra Lesson p. 158

Geen opmerkingen:

Een reactie posten