maandag 22 februari 2010

Waarnemingsoefeningen voor de opvoeder - De volheid van de verschijning

De volheid van de verschijning leren waarnemen.
Het waarnemen van de elementen los van elkaar werd geoefend. Het is echter van groot belang dat jij geheelbeeld eerst goed tot je laten komen. Daarvoor is het nodig het fenomeen onbevangen en open, in alle rust, op jou in te laten werken.OefeningConcentreer de aandacht op de eerste indruk van een waarneming. Laat het geheelbeeld op jou inwerken. Laat alles op je afkomen, wat dit geheelbeeld jou vertelt.Michael Lipson noemt deze oefening: met zachte ogen kijken.De oefening vult nu de wakkere aandacht van de vorige oefeningen aan met een soort “wakker dromen”In de menselijke ontmoeting betekent deze blik dat ik de wil om de ander te veranderen of te helen, kan loslaten. Ik oefen mij op deze wijze om de andere in de ontmoeting te laten zijn wie hij is, hem zelfs niet anders zou willen hebben als dat hij is. Ik bevrijd het andere, want vaak maak ik hem bij het observeren tot object, ook al is het omdat ik wil begrijpen en helpen.

Een oefening van Michael Lipson

 Neem een vast natuurobject, een steen, een takje of een schelp, bij voorbeeld. Kies een object die lang bruikbaar blijft (een bloem verwelkt) Een natuurobject werkt goed bij een dergelijke oefening, omdat daarin de wetmatigheden van de natuur waarneembaar zijn. Bij een mensgemaakt object worden de ideeën van de maker in het object gelegd. Kies verder een object waar de schoonheid niet de boventoon voert en waarbij jij niet sterke gevoelsassociaties beleefd.

Leg het object op de tafel en kijk er ongeveer 30 seconden naar, alle afzonderlijke eigenschappen in jou opnemend. De oppervlakte ervan, de lijnen en vormen, de tekening en de gestalte. Subtiele differentiatie in kleur of contour, zijn moeilijk in woorden te omschrijven. De details kunnen wel heel goed omschreven worden. Ons blik verandert naar een begripvolle blik, wanneer wij zo kijken.

Sluit nu de ogen om te kunnen heroriënteren; de volgende blik wordt heel anders. Open kort de ogen en neem de steen als geheelbeeld waar, alles in een blik, alle details maar zonder ze een na de ander te benoemen. Het kijken moet ongeveer 10 seconden duren.

Herhaal de procedure nog twee maal: eerst de details 30 seconden lang bekijken en daarna 10 seconden lang een globale blik er op werpen.

Wij zullen bemerken of wij deze opdracht zo onderscheidend kunnen uitvoeren. In beide gevallen kijken wij veel intensiever dan normaal.
In beide gevallen reinigen wij de waarneming van de gewone vooroordelen en afleidingen bij het normale alledaagse waarnemen.
Wanneer wij naar de details kijken, voegen wij begripsoordeel toe, zoals dat ook normaal gebeurt.
Wanneer wij het geheel waarnemen, laten wij het begripsmatige oordeel even los en kan de steen op zich voor ons verschijnen.
Nu gaan wij een stap verder.

Weer gaan wij afwisselend met een verschillend blik de steen observeren. Nu echter eerst de kortere blik – het hoef maar 5 of 10 seconden lang te zijn – en de tweede blik is langer, zowat dertig seconden. Met de eerste observeringswijze ervaren wij op overdreven wijze, hoe wij in de gewone dagelijkse gang van zaken, waarnemen. Bij de tweede observeringswijze wisselen wij volledig over naar de andere kijkwijze.
De eerste blik gaat nu sterk van onszelf uit naar het object. Wij weten al wat het is. Het is gewoon een voorwerp. Daar ligt het, hier zijn wij. Wij kunnen er niet veel van leren. Wij kunnen hoogstens kort eraan denken, bijvoorbeeld dat wij het ergens voor kunnen gebruiken – als het een steen is, is het misschien bruikbaar als deurstop of om mee te gooien. Op deze wijze worden wij versterk gewaar hoe wij in de gewone dagelijkse gang de wereld bekijken; hoe de wereld gereduceerd wordt tot een dode fysieke wereld.

Door de tweede wijze van observering komt het object als het ware maar ons toe. Wij stellen ons innerlijk open om alles dat wij van het object kunnen leren kennen, te ontmoeten en te begroeten. Wij hebben geen vooropgestelde houding. Wij kijken met “zachte” ogen. Wij kunnen innerlijk tot het object zeggen: laat je alsjeblieft zien. Wij komen tot visuele verwondering. Wij zijn bereid om buiten beschouwing te laten hoe het object tot nu er uitzag, of hoe het tot nu toe zich getoond heeft aan ons. Wij begroeten zijn onveranderlijke uitstraling.

Weer wisselen wij deze twee observatierichtingen af – Wij naar de steen, de steen naar ons – op zo een wijze dat het extreme verschil tussen de wijzen van kijken, door ons heel duidelijk gevoeld wordt. De eerste methode leert ons niets van het object, de tweede methode biedt eindeloos veel leermogelijkheden.

Het object kan veranderen ten opzichten van hoe wij ernaar kijken zowel als wat er vanuit spreekt. Het kan stromen en suggestief worden, het kan kostbaar worden, dierbaar als een mensenwezen. Het kan groter of kleiner schijnen te worden, of doorzichtig. Het kan centraal staan in ons bewustzijn, op dezelfde wijze dat wij anders onszelf als het midden van de omgeving ervaart. Wij leren om niet alleen een zintuiglijk voorwerp waar te nemen maar om het in zijn ware betekenis te ontdekken. Wij herkennen het idee achter het voorwerp.

Ten slotte kunnen wij onze ogen even sluiten. De eerste aanblik van onze omgeving na zo een intense oefening of na een meditatie, kan voorkomen als nieuw, alsof wij het voor het eerst zien.