donderdag 29 oktober 2009

Morele kleuroefeningen van Audrey McAllan

De Morele kleuroefeningen

Bronnen: Hoofstuk 8, "Sleep" van Audrey MacAllan en de website van Joep Eikenboom: http://vo-extrales.blogspot.com/

Deze schilderoefeningen zijn niet eerder geschikt dan vanaf het twaalfde levensjaar, wanneer in klas 6 de chronologische geschiedenis wordt geïntroduceerd. In deze periode ontwaakt voor het eerst de gewaarwording van het eigen skelet in het bewustzijn.

Spreuk


1. “Standvastig sta ik in het bestaan” (vanuit stand wordt de linkervoet opzij geplaatst)
2. “Met vertrouwen betreed ik het levenspad” (rechtervoet zijwaarts – het kind staat nu met voeten gespreid)
3. “Liefde koester ik in de kern van mijn wezen” (linkerarm opzij op schouder hoogte)
4. “Hoop leg ik in al mijn daden” (rechterarm op schouderhoogte)
5. “Vertouwen stuur ik in mijn denken” (hoofd zo houden dat de leerling vooruit kijkt met het hoofd heel licht naar achter gehouden)

De houding in de vijfster wordt als volgt opgelost: Ontspan het hoofd, rechterarm, linkerarm, rechtervoet aansluiten, linkervoet aansluiten zodat de voeten gesloten staan als aan het begin van de spreuk. Deze ervaring kan worden versterkt door daarna twee of drie maal in de sterhouding te springen. Nu kan de schildering gemaakt worden. (aanbevolen spreuk en aanwijzingen Joep Eikenboom)

Eerst de vermiljoen kleur aanbrengen, daarna met spons of penseel de stervorm er uit wassen.



Eerste oefening: de kinderen krijgen de gelegenheid om zelf te kiezen welke kleur zij de ster willen maken.

Geel wil niet ingeperkt zijn en het geheel wordt te heet en vlammend. Hoe kunnen wij de ster goed laten stralen in het vermiljoenrood?

 Door gesprek de kinderen leiden tot een ander keuze: wij willen het 'koeler' maken, magenta (perzik-bloesem) wordt uiteindelijk de kleur waarmee de ster geschilderd wordt.


Eerste oefening:
Men kan op twee manieren te werk gaan. Beschilder het papier geheel met vermiljoen door met rechte ononderbroken streken van links naar rechts over het papier te schilderen. Hierdoor wordt een nerveus borstelen met de kwast tegengegaan en de leerling leert om een goede laag verf aan te brengen. De streek kan weer worden opgepakt vanaf de plaats waar de verf te licht wordt om zo een egaal kleurvlak te krijgen.

De vijfster kan dan uit deze zee van kleur worden gehaald met een spons of met de kwast. Als alternatief kan men de stervorm uitsparen. Dit is vooral te gebruiken wanneer de schildering wordt herhaald. Men zegt niets over de kwaliteit van het vermiljoen of het effect van deze kleur op de ziel.

Alleen bij deze eerste schilderoefening kunnen we het kind vragen welke kleur hij zou kiezen om zijn vijfster te schilderen, en wel zo dat het vlammende vermiljoen zich terug houdt van de ster en door de kleur van de ster in evenwicht wordt gehouden. De meeste kinderen kiezen onmiddellijk geel en daarin ligt nu eigenlijk het probleem. Geel is juist de kleur die niet moet worden begrensd. Geel moet oplossen en moet kunnen wegvliegen. In het geel houdt de ziel iets vast wat moet worden opgelost. Het vermiljoen drijft het in de ziel vastzittende geel uit. Ik stond de kinderen toe om hun vijfster met geel in te kleuren vanaf het moment dat ik eens zag dat Fra Angelico in zijn fresco’s deze twee kleuren gebruikt had voor Maria Magdalena. Dan vragen we de leerling of hij het resultaat bevredigend vindt. Als het antwoord “ja” is geven we geen commentaar. We herhalen de oefening de volgende keer en vragen weer welke kleur hij voor de ster wil gebruiken. Als hij te kennen geeft dat hij het resultaat niet zo geslaagd vindt kunnen we de relatie tussen de twee kleuren bespreken en bijvoorbeeld uitleggen dat het geel het vermiljoen juist vlammend en te heet laat worden. Dan ontstaat de vraag: “Hoe kunnen we het vermiljoen juist koeler doen lijken?” Er zijn kinderen die toch vast houden aan het geel, anderen doen voorstellen voor andere kleuren en realiseren zich dan dat ook die niet bevredigend zijn. Dan kunnen we de leerling de suggestie aan de hand doen om en perzikbloesem, magenta (rood-violet) te gebruiken. Dit geeft altijd grote voldoening. Ik heb geleerd om bij deze combinatie enige weken te blijven en daarna pas verder te gaan met de volgende schilderingen van de serie, waarbij ik de leerlingen precies vertelde welke kleuren zij moesten nemen.

Voor uitgebreide omschrijving van deze schilderoefening de vormen en de kleuren, zie: http://vo-extrales.blogspot.com/

Deze oefening heb ik met 4 kinderen gedaan.
Eerste oefening


Eerste sessie: een kind koos groen (het contrastkleur!) drie kinderen kozen geel.
Tweede sessie: Een geel, een blauw, een paars en een karmijnrode ster!




b. De Griekse letterreeks











Tweede oefening:

a) Beschilder het blad, zoals hierboven beschreven, met een oranje kleur. Neem uit of spaar een zesster uit en kleur die in met een licht Pruisisch blauw. Sommige kinderen vinden het moeilijk om zich een beeld te vormen van een zesster. Zelfs na de meetkundeperiode. Soms blijft er enkel een driehoek over en worden de andere punten weggehaald. Maar iedere keer als de serie gemaakt wordt, is de ster groter en beter van vorm.
Oranje met de Pruisisch blauwe zesster. (kleur en vorm van Hilde Boos-Hamburger) Dit is de geboortester van de incarnatie. Hier verenigen zich de hogere mens en de lagere mens, om op aarde het werk aan te vangen. De mens incarneert in de materie; substanties verdonkeren het geestelijke licht. Ons skelet bestaat uit verdicht licht. De cellen van onze beenderen hebben een zeshoekige vorm. We begeven ons van een innerlijke vorm naar een uiterlijke vorm. Steiner beschrijft in een andere voordracht het oranje als ‘in de geestelijke wereld net zo stromend als in de fysieke wereld’. De zesster wordt ingevuld met de complementaire kleur van oranje en krijgt de kwaliteit van de ruimte.

 b) De Griekse letter, de afkorting van de naam van Christus
De oefening levert verrassend positieve resultaten ten opzichten van behendigheid en coërdinatie van oog en hand. Alle kinderen krijgen het voor elkaar om alleen het blad te vullen met de basiskleur en zij hebben maar heel winig hulp nodig bij het invullen van de vormen:
5-ster, 6-ster, alpha, chie tot nu gedaan (10 december) Ook bij het lopen van vormen en bij het vormtekenen is er vooruitgang te zien. Dat heeft volgens mij observatie direct te maken met deze reeks schilder-oefeningen.


Derde oefening:


a) Begin met een laag citroengeel en maak daarin een oranje cirkel (bol)
Geel met een oranje bol. (vorm van Hilde Boos-Hamburger) De cirkel is een beeld voor de perfecte vorm van het astraallichaam. De mens draagt zijn zelfbewustzijn in de kleur geel de stroom van het aardse bestaan binnen.




b) De zogenaamde ’Evolutie-rij’ -een euritmieoefening- begint met de klank B. Vandaar de keuze voor de letter Bèta.











Vierde oefening


a) Een groene ondergrond waarin verschillende bladmotieven, plantenmotieven kunnen worden geschilderd in diverse tinten groen.
Groen met bladmotieven. (vorm van Hilde Boos-Hamburger) Een houvast hebben aan het heden, een wakker worden in de dagbewuste persoonlijkheid met zijn intellectuele vermogens. Groen is een geliefde kleur bij pubers, de levenskrachten komen onder de invloed van het bewustzijn en diens doodsprocessen in het lichaam.
Let op: bij het schilderen van de achtergrond bij de letter moet deze met verschillende tinten groen worden uitgevoerd . Het letterteken in één tint groen.

b) Theta









Vijfde oefening:

a) Een kobalt blauwe ondergrond met daarin een karmijnrode lemniscaat.
Kobaltblauw met lemniscaat in karmijn. Blauw en rood zijn de kleuren van de Madonna. Zij zijn de archetypische kleuren van de ziel, van haar mogelijkheid om innerlijk de koele afstand van het blauw te ervaren en de warme nabijheid van het rood. Het zijn kleuren van beweging, van ontspannen en samentrekken. Ze hebben een fysiologische relatie tot de ogen – de poorten van de ziel – blauw met het linkeroog en rood met het rechteroog (zie ‘De Extra Les’). Door deze kleuren wordt de ziel bevrijd van haar lichamelijke betrokkenheid en kan zij objectief in haar eigen innerlijke ruimte leven. De lemniscaat is de vorm waarin een evenwicht wordt getoond tussen boven en onder in een circulerende beweging.

b) De Griekse letter Tau is het symbool van het leven.










Zesde oefening:
a) Een ondergrond van blauwviolet waar doorheen een klein beetje zwarte verf is gemengd, waardoor de kleur wat wordt getemperd. Daaruit wordt een vierkant weggehaald of uitgespaard. Dit wordt in gekleurd met kobalt blauw waarin een diagonale zigzag lijn van goudgeel
Violet/zwart met blauw/geel. (kleuren van Hilde Boos-Hamburger) Dit is een moeilijke kleurcombinatie. Hilde Boos-Hamburger refereerde aan een aantekening in een van Rudolf Steiner’s notitieboekjes die hiermee samenhangt. “In het groen verhindert het licht dat blauw en geel uiteenvallen. In het violet wordt dit uiteenvallen bevorderd.” (uit: Rudolf Steiner - Farbenerkenntniss, GA 291a). Rudolf Steiners voordracht over de ruimtedimensies vormde de basis voor de vorm van deze schildering (GA 213).

b) De letter Omega beëindigt de sequentie.






Dat is het einde van de serie. Het kan zo vaak als nodig is herhaald worden, elke week een schildering. Ook kan de serie goed met potlood worden herhaald en uitgevoerd met de arceertechniek.

We kunnen begrip ontwikkelen voor bovengenoemde opmerkingen van Rudolf Steiner over blauw, geel, violet en ook een uitleg over het effect van de hele serie, wanneer we kijken naar de tekeningen, die kinderen maken in de kleutertijd. We moeten daarbij een duidelijk onderscheid maken tussen het effect van het schilderen en het effect van tekenen op het kind. Bij het schilderen roepen de kleuren de ziel op tot activiteit om met hen samen te smelten, om via het gevoel te leren begrijpen wat de ingeboren wetten en relaties van de kleuren zijn, om objectiviteit te ontwikkelen.

Bij het tekenen doet de ziel een mededeling over zichzelf in relatie tot beweging, perceptie/waarneming en gevoelsleven. Dit laatste gebeurt in een taal van archetypes, de kleuren zijn aanwezig als feiten van de ziel en er is geen sprake van een samenvloeien met de kleur, zoals bij het schilderen waarbij de kleuren gemengd zijn met water.

Voor het kind is het gras groen, de wolken zijn wit, rook zwart enzovoort. Dit zijn kleurarchetypen waarin de ziel van het kind leeft. Er zijn kinderen die, wanneer zijn voor het eerst in de kleuterklas komen, zich storten op het blauwviolet en het overmatig gebruiken. Men kan meestal vaststellen dat van deze kinderen te vaak geëist werd dat zij zielenkrachten gebruikten, die alleen echt gebruikt kunnen worden na de tandenwisseling. Dit zijn de kinderen die te vroeg keuzes moeten maken. Of, juist in het andere uiterste geval, kinderen bij wie de wil door volwassenen is overweldigd doordat die alles voor hen doen: aankleden, zelf de vragen beantwoorden voordat het kind het antwoord kan formuleren. Dit soort gedrag van volwassenen dwingt het kind in een veel te sterke verbinding met de fysiologische krachten van de lichamelijke processen, waarin de krachten van antipathie en sympathie als objectieve factoren aan het werk zijn (zie: Rudolf Steiners Algemene Menskunde, 2e voordracht).

Als deze krachten op een normale manier vrij komen van het lichaam bij de tandenwisseling worden ze in tekeningen door het gebruik van blauw en rood afgebeeld, en in hun relatie tot ontwikkeling van de oog-kleur-voorkeur (zie ‘De Extra Les’). De noodzaak van het kind om violet te gebruiken laat zien dat op deze twee krachten, die in het kind werkzaam zijn, al te vroeg een appel is gedaan en dat ze in het organisme onder druk worden beleefd. Zwart is een noodzakelijke kleur voor jonge kinderen om te kunnen gebruiken in hun tekening. Het kind gebruikt zwart om zijn eerste beleving van zijn eigen fysieke lichaam uit te drukken. Een gezond kind gebruikt zwart precies op de juiste plaats, tijd en in de juiste hoeveelheden. Een kind dat te sterk verstrengeld is in de mechanische bewegingen van zijn lichaam gebruikt zwart op vreemde plaatsen, steeds weer en overmatig. De kleuren die een kind gebruikt om de harmonieuze verbinding met zijn lichamelijkheid uit te drukken zijn voor de tandenwisseling blauw en geel; vanuit deze kleuren weeft de ziel van het kind zijn verbinding met het erfelijkheidslichaam en vormt dit om.

Wanneer we nu de kleurencombinatie van de 6e schildering nog eens nader bekijken, zien we dat de ziel geleid is tot het moment dat het zich kan bevrijden van een te sterke verbinding met de krachten in het fysieke lichaam (violet en zwart), zichzelf kan bevrijden van intellectualisme (groen), en de krachten terugkrijgt waarmee hij het leven is binnen gekomen (geel en blauw). Dit jeugdige element was ingekapseld of ongebruikt; is dit element vrij dan kan de ziel verder vooruit komen. De eerste oefening geeft dus het probleem aan, de laatste geeft het antwoord. De tussenliggende schilderingen geven de ziel een beeld van zijn eigen natuur. De ziel wordt geholpen om de tijd voordat hij de wereld binnen kwam te recapituleren en zich opnieuw te verbinden met de impulsen en met de intenties van zijn huidige incarnatie.

Deze oefeningen zijn ook waardevol omdat ze weinig tijd kosten, 10 tot 15 minuten. Zij kunnen individueel worden gedaan als een speciale therapie met de nodige herhaling of ze kunnen aan een hele klas worden aangeboden voor de periodeles als een manier om in het algemeen harmoniserend te werken. Dit zal meer en meer nodig worden omdat psychologische druk het leven steeds meer beïnvloeden zal. We hebben al ontbijttelevisie, wat betekent dat alles wat de ziel meebrengt vanuit het slaapleven onmiddellijk wordt geattaqueerd en vervreemd van zijn geestelijke wortels. Een eenvoudige schilderoefening zal de beste hulp zijn voor het zielenwezen van het kind om zich zelf bijeen te pakken en met het hele wezen aan de les te beginnen.

De oefeningen en uitleg zijn te vinden op de website van Joep Eikenboom: http://vo-extrales.blogspot.com/