vrijdag 3 september 2010

Ontwikkelingsfacetten

Factoren waaraan gewerkt worden tijdens ontwikkelingsgerichte begeleiding












Beweging en motoriek
Grove motoriek/ proprioceptie; eigen bewegingszin
Ruimtelijke oriëntatie
Lichaamsgeografie
Richting en focus bij handelingen
Vroegkinderlijke reflexen integreren
Middellijn barrières opheffen – boven/beneden, links/rechts (kruising/spiegelen) De goede bewegingspatronen inscherpen waar en zover mogelijk.
Fijne motoriek – oog-hand coördinatie, spraak (klankoefeningen)














Evenwichtszin, onderscheidend leren luisteren (gehoorzin houdt verband met evenwichtszin)
Lateraliteit (hand, voet en oog voorkeur)
Ritme, toon en tijd – lichaamsbewustzijn, geheugen inscherpen, ordenend denken en begrip worden gestimuleerd en ontwikkeld door in maat of in een bepaald ritme te klappen, stampen of lopen.
Reeks - beleving van opeenvolging en processen dragen bij tot de ontwikkeling van het denken; oriëntatie in ruimte en tijd, zowel als het doelgericht handelen.
Geheugen
Aandacht richten, focussen en imiteren
Tastzintuig
Tijdsbewustzijn/oriëntatie

Meer over beweging vindt jij hier:

http://www.movementforchildhood.com/games.htm

Op dit site zijn er ook veel andere oefeningen, artikels en informatie over de ontwikkeling van het kind.














woensdag 1 september 2010

Reflexen remediëren, inegreren

Integreren van bewegingsreflexen






Een afbeelding van een figuur 8 oefening - Het kind staat met de benen ongeveer cm. van elkaar, armen naar voren strekken en handen samen vouwen. Met een lange, vloeiende beweging van de ene naar de andere kant, een figuur 8 beschrijven. Het gehele bovenlijf beweegt samen met de handen terwijl het gewicht van de rechter naar de linker voet verplaatst wordt. Buigen, draaien en weer recht draaien zover mogelijk met de buikspieren laten doen. Zorgen dat er geen spanning in de beweging is. 10x is voldoende. Dagelijks doen.

Om de beweging zintuiglijk waarneembaar te maken, kunnen gekleurde linten in de handen vastgehouden wordt. (een springtouw wordt ook aanbevolen, maar voor de kinderen met een ontwikkelingsachterstand is dat meestal te moeilijk) Omdat de beweging zichtbaar wordt met de linten, wordt de oefening meteen minder "kunstmatig" en meer speels. De waarneming van de fysieke beweging is een hulp ter ondersteuning van de bewegingen die nodig zijn om de oefening op de juiste wijze uit te voeren. Het bovenlijf zal meer draaien en zodoende is er een beter kruising van de middellijn.(advies Joep Eikenboom)


Zodoende zijn de bewegingen niet alleen maar fysiek of intellectueel bedacht maar wordt het een geïntegreerd beleven.
````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````
• Ruimtelijke perceptie, in de voeten en lijf komen, bewegingszin - vormen lopen, met pittenzakjes of knikkers tillen/dragen naar vastgestelde plaats en vorm zo “leggen” Vorm op zwartbord en daarna op papier tekenen.
• Reflexontwikkeling integreren, motoriek bewust gebruiken, zintuigontwikkeling (tast en egozin door contact-spelletjes), spaakbeen en ellepijp (draaibeweging pols) -  balspelletjes en staafoefeningen.
  •  Kruipen
  • Gebruik een mat voor de volgende oefeningen:
-baby kruip achteruit
- zijdelings kruipen
- kruipend een object halen en in mand doen – hoeveel in 5min tijd



Een afbeelding van een figuur 8 oefening


Veel van de onderstaande oefeningen komen uit: Stunts and Tumbling for Girls by Virginia Lee Horne. Door mij overgenomen - vertaald en soms aangepast - uit: http://www.movementforchildhood.com/
Ander oefeningen komen uit: Resource Teacher’s developmental Exercise Manual vol 1 & 2

1. Blokken bouwen. Het kind kruipt heen en weer om blokken te halen van de ene kant van de kamer naar het anderen; kan een snelheids wedstrijd zijn of er kan een constructie gebouwd worden.


2. Bal of knikker in een doos rollen en dan kruipend terughalen.

3. Een persoon gooit een aantal objecten naar andere kant van locaal halen (kan pittenzakjes zijn) De rest van de groep mag ze halen en terugbrengen. Wie brengt het meest?

4.Schattenjacht - mag rozijntjes of ander gedroogd fruit, stukjes wortel of iets dergelijks zijn – verstopt in verschillende plekken in de kamer, kinderen moet het kruipend vinden. Leidster geeft aan of het kind warm, koud of lauw is.

5. Voertuig of bal duwen en dan weer kruipend halen.

6. Lotto plaatjes over de vloer verspreidt, de bijpassende plaatjes tonen en al kruipend zoeken naar het gepaste plaatje, naar de leidster brengen.

7. Spelletjes als darts, domino’s (kruipend)

8. Een tas met objecten vullen, touwtje eraan en trekken. De kinderen proberen het al kruipend te pakken te krijgen. In de tas zijn leuke verassingen…

9. De hond uit wandelen nemen voor een special uitje – halsband wel om het middel vastmaken!

10. Tikkertje en verstoppertje, maar dan kruipend.

11. Tent bouwen met stoelen en een deken – nodigt tot veel kruipen

12. Vloerpuzzels

13. Simple Simon.

14. Aardappel wedstrijd – met de neus rollen.

15. Bellen blazen en kinderen proberen ze dan kruipend te vangen.

16. Op een fantasiereisje gaan en allerlei dieren ontmoeten (dierentuin, aquarium)

     zoorobics

Baby kikkerhop – hurken, voeten iets naar buiten, handen op vloer en ellebogen effens gebogen, armen tussen de benen. Plaats handen vlak voor voeten en breng voeten met korte hupjes naar handen.

Hagedis - liggend tegen de muur aan zo snel mogelijk langs de muur naar voren bewegen.
De bruine hagedis is klein maar o, zo snel
Hij’s weg nog voor jij tot drie kan tel.
Heel dicht tegen de tuinmuur aan gevleid
Scharrelt hij rond en zoekt naar zijn ontbijt

- rennen als een hond ( als kruipen maar knieën niet op grond) Handen op vloer plaatsen, knieën en armen effens gebogen. Een hond rennend of lopend nadoen; zorgen dat voeten niet voor handen geplaats worden.



- krab-rennen (omgekeerde kruippositie, rug omhoog en zijdelings bewegen op handen en voeten)


- kruiwagentje lopen.


- berenloop (handen en voeten aan onderscheidenlijk links en rechts gelijktijdig naar voren.
- berendans – hurkend de benen afwisselend naar voren strekken, ritmisch huppen.


-berengevecht - op handen en voeten kruipend elkaar met de schouders of heupen (NIET met handen of hoofden!) elkaar van de mat proberen duwen.












- kikkersprong - hurkend hoppen, starten met handen op mat en dan hoog in de lucht tijdens sprong














-  Worm-kruip – vanuit liggend positie rustend op handen en voeten bewegen. Op de rug liggend, armen over borst gevouwen, langzaam achteruit bewegen (in richting van het eigen hoofd). Rug gebogen naar omhoog strekken en weer laten zakken, met de hakken duwen.



- Rupskruip, hetzelfde maar in de tegengestelde richting, naar voeten toe.

De rups krult zich op, zo stijf
Hij strekt zowat zijn hele lijf
Zijn kop en staart ontmoeten elkaar!
Hoe krijgt hij dat toch voor mekaar?
Hij loopt zowaar zonder voeten!
Zal jij ooit weten hoe dat moeten?

- zeeleeuwloop – liggend op onderarm steunend voortbewegen door op ellebogen steunend te ‘lopen’. De  
  benen en voeten worden als het ware meegesleept.



De zeehond beweegt zo soepel en hij is niet dom
Rollerdebolerde rol maar nog een keer, om en om
Met zijn flippers pakt hij de bal
En gooit het omhoog, malen zonder tal.



Zeehond in circus: bal kan ook tussen de knieën, tussen de enkels of voeten vastgehouden worden. De zeehond kan ook naar voren wiebelen terwijl hij de bal vasthoudt.


Arend
Arend zo hoog in de hemelboog


Staart zo recht en omhoog
Zijn puntige vleugels zo krachtig en sterk
Nimmer zal zijn prooi hem bemerken.

Vrolijke vlinder – Op de vloer starten, de ogen volgen de actieve hand; breng de rechterhand langzaam naar achteren, omhoog en in een wijde hoge boog naar voren, de hand op de vloer plaatsen. De rechter knie naar voren brengen en naast de hand plaatsen. Herhaal aan de linkerkant terwijl de heupen gecentreerd blijven (niet op tegengestelde enkel gaan zitten.) Een rood lintje om de rechter wijsvinger en een blauw lintje om de linkerwijsvinger, geeft extra steun.



Boekje open, boekje dicht – Het kind ligt op de mat, op zijn of haar rug, armen langs de zij. Op een afgesproken teken langzaam omhoog komen, benen gestrekt, armen en bovenlijf in een rechte lijn.

Poesloop – Op de grond met de handen in rust positie; handen blijven op hun plaats en de voeten tot bij de handen laten huppen of lopen; dan de voeten op hun plaats houden en naar voren lopen met de handen. Knieën en ellebogen blijven doorgaans recht.

Inspiratie voor de oefeningen en spelletjes zij o.a. gevonden in: Resource Teacher’s developmental Exercise Manual vol 1 & 2 – Waldorf Resource Teacher training program, Association for a Healing Education


http://healingeducation.org/


http://www.movementforchildhood.com


Diverse concentratieoefeningen, zintuiglijke ontwikkeling en ruimtelijke oriëntatie



• Tastzin, bewustzijn in voeten, een wekkende oefening; geef de ademhaling gelegenheid om rustig te worden.


• Concentratie, beweging en in de voeten komen “-
in ritme lopen of klappen, bij voorbeeld door te tellen of een versje te zeggen.



• Slakkengang – koperen staaf voor het kind neergelegd, horisontaal met schouderlijn. Met blote voeten over de staaf bewegen, langzaam en centimeter voor centimeter














  • Tast en concentratie - iets in hand geven, voelen en raden wat het is.














• Proprioceptie, lichamelijke integratie en tastzin – medicijnbal over armen, benen en rug – deegroller rolt deeg uit voor het bakken van koekjes. Versterkt de eigen bewegingszin en helpt beter incarneren in de eigen lichamelijkheid.
• Sorteren van vormen, kleuren objecten.

Lateralisarie

• Lateralisatie, vastleggen van rechterkant als voorkeurkant, ego en zelfbeeld versterken door wilsactiviteit. – mikken met stok en balletje: plaats een object, bijvoorbeeld een rode ster uit karton geknipt en op een wit of lila achtergrond geplakt, tegen de muur op ooghoogte, ¾ meter ver. Plaats een object in de linkerhand , de linkerhand blijft in positie achter de rug, vormt een hoek ter hoogte van de middellijf. Een koperstaafje van potloodlengte, of een andere rechte object, in de rechterhand. Staan met voeten bij elkaar. Ogen gefocust en stok/staaf gericht op het centrum van de rode ster, kind loopt langzaam naar ster tot uiteinde van staaf/stok raakt. 2x doen. N.B. niet achteruit lopen.


Deze oefening kan uitgebouwd worden door het kind te laten hoppen op de rechterbeen, linkervoet van de grond, knie gebogen.2x

Op de linkerbeen hoppen terwijl rechterbeen en voet naar voren wijst. Staaf steeds in rechterhand houden en duiden tot de ster geraakt wordt.

Plaats een rode ster aan de rechterkant van het kind; de leraar staat direct voor het kind, ongeveer 3meter verder. Het kind stasat met beide voeten samen,goede houding en een pittenzakje op de wreef vav de rechtervoet en en pittenzakje in de rechterhand op harthoogte; de rechterarm moet omhoog en naar buiten gehouden wordt, als een vleugel; de blik is recht naar voren gericht. De linkerhand is achter de rug, op de middellijn. Een, twee drie – beide pittenzakjes gelijktijdig wegwerpen, het zakje op de rechtervoet wordt naar de leraar gegooid, het zakje in de rechterhand wordt naar de ster geworpen. De linkerhand beweegt niet. 5-7x herhalen. Belangrijke doelwit is het in evenwicht blijven terwijl de aandacht gefocus blijft op de leraar.

Het kind staat met zijn boeten naast elkaar en de rechterarm gebogen, op hart hoogte voor de lichaam. De ogen volgen de vinger van de leraar langzaam van de schouder, naar beneden glijdend langs de arm, langs de elleboog en tot bij de hand

Mary Jo Oresti, Resource teacher's manual

Strek en oprichtingsoefeningen

Strek - en oprichtoefeningen in relatie tot de drie ruimtelijke dimensies

Het eigen gewicht optillen (vanaf 7 jaar)

De leerling en de leerkracht staan met het gezicht naar elkaar. Vraag kind hoe zwaar hij is. Help hem zich te realiseren dat de mens het wonderbaarlijke vermogen heeft om zo'n gewicht moeiteloos te dragen. :: gewicht en de manier waarop de mens het optilt wordt met deze oefening beleefbaar gemaakt. Zorg ervoor dat de handen langs het lichaam blijven de voeten staan naast elkaar.

Vraag het kind zich een rechte lijn voor te stellen die vanuit een ster boven zijn hoofd door hem heen naar het centrum van de aarde loopt. Hij moet nu recht vooruit kijken en al zijn tenen zo hoog mogelijk van de grond optillen zonder om de voetzolen van de grond te tillen.
2 Nu laat hij zijn tenen zakken en duwt hij ze zo hard mogelijk tegen de vloer; hij probeert de vloer zo stevig mogelijk vast te pakken.
3 Herhaal 1 en 2 twee keer.
4 Dan tilt hij zijn hielen van de grond en gaat op zijn tenen staan, de rest van de voet los van de vloer. Heel langzaam laat hij de hielen zakken tot hij weer staat.
6 Herhaa1 1-5 twee keer.

TER OVERWEGING

Leerlingen zwaaien vaak heen en weer wanneer ze de tenen omhoog en omlaag bewegen. Herinner hen aan de lichtstraal die hen helpt om recht over¬eind te blijven. Let op de voeten: zijn ze stijf, is een voet misschien stijver dan de andere? Welke is dat? Als het kind op zijn tenen staat, rollen de voeten vaak naar buiten tot op de kleine tenen en zakken de enkels door. Na de tweede keer gaan soms de handen verkrampen. Soms worden de wijsvingers van een of beide handen stijf en trekken zijwaarts ten opzichte van de rest van de hand. Als de wijsvingers zo van de hand worden afgezonderd, is dat gewoonlijk eer teken dat er te vroeg in de ontwikkeling van het kind intellectuele eisen gesteld zijn. Het is er vermoedelijk in geslaagd hieraan te beantwoorden ten koste zijn vermogen om te voldoen aan eisen op het gebied van gedrag en concen¬tratie. Soms worden de achterkanten van de handen naar achteren getrokken. Als de hele hand naar achteren getrokken wordt, geeft dit aan dat het kind onder grote druk heeft gestaan. Als de pinken van de hand worden weggetrok¬ken, heeft het kind moeite te beantwoorden aan de eisen die er op intellectueel gebied en qua gedrag aan hem gesteld worden en valt het terug op nabootsing van gewoontes en gedrag van zijn omgeving.

Er zijn leraren die deze oefening met succes voor de hele klas gebruikt hebben. Ze is met name goed om de kinderen bij zichzelf te laten komen en ze te laten focussen als ze pauze gehad hebben.

Deze oefening helpt om bewustzijn van boven en onder te krijgen, net als de driehoek staafoefening en de twee baloefeningen voor boven/onder. Zij maakt spanningen los en helpt om de beleving van het oprichtelement te verdiepen. Hierin werken de wils krachten van het kind (zie hoofdstuk 2, verwijzing 5). Wolwinden is een geschikte oefening om te werken aan het loslaten van de spanning in de handen. Vinger breien en vingerhaken zijn ook uitstekende corrigerende activiteiten, evenals alle handvaardigheidactiviteiten. De oefening met de knikkers tussen de tenen werkt goed als de tenen stijf zijn of de voeten plat zijn. Op de tenen en de hielen lopen helpt enkels te verstevigen die de neiging hebben door te zakken en naar buiten te klappen.

Uit: De Extra les – Audrey McAllen; pagina 156

Strek - en oprichtoefeningen in relatie tot de drie ruimtelijke dimensies

Staaf rollen (vanaf 7 jaar)

Ga met het gezicht naar elkaar toe staan. Spiegel elkaars bewegingen:

De armen zijn naar voren gestrekt, de ellebogen ontspannen; de handpalmen zijn naar boven gericht; raak elkaars vingertoppen aan;

1. Er ligt een koperen staaf over jouw handen.
2. Til je armen omhoog en rol de staaf over de armen totdat hij je keel raakt. De leerling spiegelt jouw bewegingen door tegelijk met jou beide armen omhoog te tillen.
3. Rol de staaf over de armen terug (de leerling spiegelt de bewegingen nog steeds).
4. De staaf rolt over op de uitgestrekte vingers en handpalmen van de leerling en hij herhaalt de bewegingen 2 en 3.
5 Je spiegelt de armbewegingen omhoog en omlaag van de leerling en ontvangt de staaf dan weer.
6. Herhaal ritmisch.

TER OVERWEGING

Neuriën bij de bewegingen helpt om een ritme te ontwikkelen en vast te hou¬den. Zorg ervoor dat de staaf over de palmen en de vingers heen rolt (ze aan¬raakt) op zijn weg naar de polsen en onderarmen en weer terug.
De oefening helpt bewustzijn van voor en achter te ontwikkelen. Hij maakt een eventuele zwakte van de bovenarmen zichtbaar (zelfs bij atletische mens) en brengt de verborgen gebaren aan het licht die de bewegingsbeperkingen veroorzaken waardoor de armen dicht tegen de zijden gehouden wor¬den.

Wanneer de staaf langs de arm naar beneden rolt, draaien de armen vaak zodat de handpalmen naar beneden gekeerd zijn, in een strek gebaar. Soms is de spanning zo groot dat de handen enkel weer naar boven gekeerd kunnen worden door de hele arm naar achteren te zwaaien, dan helemaal rond te

bewegen en weer naar voren (zonder de staaf).

Oppervlakkig en onregelmatig ademhalen wordt door deze oefening ook zichtbaar gemaakt en gecorrigeerd. Omdat begrijpen dat leidt tot onthouden plaatsvindt in het ritmische systeem (ademhaling en bloedsomloop), is het goede oefening voor kinderen die geheugenproblemen hebben. Zij kan ook voor hele klassen en groepen worden gebruikt.

Let hoe de ogen van het kind 'vertroebelen' in deze oefening en in de oefening waarin het eigen gewicht wordt opgetild als de wil van het kind probeert in het lichaam te doordringen. Naarmate het vermogen om het lichaam te doordringen groeit, klaren de ogen op en blijven ze de hele oefening door ganzen.

Extra Lesson p. 158