vrijdag 20 augustus 2010

Integreren van bewegingssysteem



Ondersteuning bij het opheffen en metamorfosering van nog niet opgeloste oude bewegingsreflexen.

Ontwikkelingsfasen van de motoriek

Bij de motorische ontwikkeling zijn verschillende fasen te onderscheiden die in elkaar overlopen. Als het kind alle fasen heeft doorlopen, heeft het zich een voorkeurshand ontwikkeld, waarbij een goede samenwerking aanwezig is tussen handen en ogen met een sturing vanuit de hersenen.
Slurffase: tegenstelling spanning en ontspanning. De slurffase kenmerkt zich door slurfbewegingen. Deze vinden plaats op basis van spanning en ontspanning, zoals bijvoorbeeld het bewegen van een slang. Als de ene hand een vuist maakt, spreiden de vingers van de andere hand zich. Indien de ene arm zich strekt, zal de andere arm zich buigen. We kunnen bij de slurffase spreken van links en rechts anatongismen, omdat de buigspieren van de ene helft van het lichaam het tegengestelde zijn van de strekspieren van de andere lichaamshelft en omgekeerd. In deze eerste fase, die van de a- symmetrische motoriek werken de linker- en rechterhersenhelft van het lichaam gescheiden. De kinderen zijn tot ongeveer 4 jaar asymmetrisch. Slurfmotoriek blokkeert de ontwikkeling van de fijne motoriek. In deze fase is het van belang dat het kind ruimtebesef krijgt.
Symmetriefase: gespiegelde bewegingen. De symmetriefase kenmerkt zich door het symmetrisch meebewegen van de tegenovergestelde lichaamszijde in spiegelbeeld. Gaat het kind bijvoorbeeld met de rechterhand de vingers strekken, dan strekt het ook de vingers van de linkerhand. Maakt het met de rechterhand draaiende bewegingen naar rechts, dan doet de linkerhand hetzelfde naar links. De bewegingen in deze fase zijn groot en worden uitgevoerd met het hele lichaam. De auditieve waarneming en de ruimtelijke oriëntatie en beleving met het ontwikkelingsmateriaal op school verder ontwikkeld. Het lichaamsschema ontwikkelt zich. Het kind leert de omgeving ten opzichte van zijn eigen lichaam te interpreteren en maakt daarbij kennis met begrippen zoals voor, achter, boven, beneden enz. In de symmetriefase ontstaat er een geheel ander kind Alle bewegingen die uitgevoerd worden met de rechterhand, staan onder controle van de linker hersenhelft of hemisfeer. De bewegingen die uitgevoerd worden met de linkerhand worden gestuurd vanuit de rechter hersenhelft. In de symmetrie werken de beide hersenhelften gelijktijdig en wordt er een onderlinge verbinding gelegd. Deze samenwerking tussen beide hersenhelften is zeer belangrijk voor de volgende fase in ontwikkeling, waarbij alle activiteiten naar een hersenhelft toegaan. Het kind gaat als het uit deze fase komt de voorkeurshand ontwikkelen. Te weinig oefening in de ene fase betekent vaak een vertraging in de volgende fase. In dat geval is het van belang om een aantal symmetrische oefeningen steeds te herhalen. Deze oefeningen zijn geschikt voor tweehandige kinderen die de neiging hebben om over te stappen op de linkerhand, daarom krijgen ze oefeningen waarbij de linkerhand de rechterhand gaat ondersteunen. Als extra hulpmiddel kan om de rechterhand een bandje gedaan worden. De kinderen wennen er zo namelijk aan dat deze hand, de uiteindelijke schrijfhand gaat worden. Deze kinderen moeten ook tijdens symmetrische oefeningen naar de rechterhand leren kijken. Met beide handen in de lucht zwaaien in tegen gestelde richting, dus zwaaiende bewegingen maken, waarbij de bewegingen gespiegeld zijn. Met twee linten crêpe papier in tegengestelde richting zwaaien. De kinderen leren door deze oefeningen zich te gewennen aan een goede schrijfhouding met een aangeschoven stoel, met beide voeten plat op de grond, naast elkaar zitten, recht op de stoel te zitten, met een horizontale schouderlijn die evenwijdig is aan het tafelblad.

Lateralisatiefase: keuze voorkeur linker of rechter hersenhelft
Het woord lateralisatie verwijst naar de functionele verschillen tussen beide hersenhelften. Bij het schrijven is het gewenst dat zich uit de symmetriefase een duidelijke voorkeurshand ontwikkelt. De lateralisatiefase kenmerkt zich met betrekking tot de handmotoriek, doordat de duim van de voorkeurshand de functie overneemt van de andere hand. Het kind is bijvoorbeeld in staat om met de voorkeurshand meerdere dingen tegelijk te gaan doen. De bewegingen komen in deze fase vanuit de pols en vingers. Het kan voor kinderen die met twee handen schrijven en over moeten stappen naar het schrijven met de rechterhand daarom goed helpen om te oefenen in het parallelschrijven. De kinderen krijgen hierbij de opdracht om naar de rechterhand te kijken, want deze hand moet geleidelijk aan het werk ook van de andere hand overnemen.

Dominantiefase: overheersing van een hersenhelft.

Dominantie houdt in dat het kind in staat is om onafhankelijke bewegingen te maken met een of met een van beide handen. Van dominantie is sprake wanneer een hersenhelft overheerst bij alle andere hersenhelften. De voorkeurshand heeft zich in deze fase duidelijk ontwikkeld en gaat alle schrijfactiviteiten uitvoeren. Bij de meeste kinderen is de dominante hand op vijfjarige leeftijd aanwezig. Indien alles verloopt zoals het moet, zullen ervoor de kinderen geen lateralisatieproblemen ontstaan. Het grootste probleem ontstaat op het moment dat kinderen die nog onvoldoende gelateraliseerd zijn, handelingen moeten verrichten waar ze nog niet aan toe zijn.

Zoo-robics en kruipoefeningen

movementforchildhood.com

Een kind heft veel rollen, tijgeren en kruipen nodig om zich voor te bereiden voor het leven. Daarom is het niet goed om te veel gebruik te maken van de moderne draagzakken en baby-bouncers. Wanneer de bewegingsreflexen en vaardigheden niet op de normale wijze ontwikkelen, heeft het vaak ook een invloed op de leervaardigheid. Het is daarom belangrijk om kinderen met leerproblemen en met een leerachterstand, de gelegenheid te geven om bewegingsvaardigheden en patronen door bewegingspelletjes alsnog te verwerven of te verbeteren.

Het kind krijgt een aantal basische bewegingsreflexen mee, die later afgedaan en omgevormd moeten worden. Zij moeten vervangen worden door nieuwe vaardigheden en zodoende de mogelijkheid scheppen voor de volgende ontwikkelingstappen. Langzaam leert het kind nieuwe bewegingspatronen over door nabootsing, tot het zevende jaar. Wanneer de vroege bewegingspatronen niet op de juiste leeftijd opgeheven of geremd worden, moeten de bewegingen van een vroegere fase weer door gemaakt en geoefend worden.

Om de oefeningen levend te maken, zodat niet slecht het fysieke aspect, maar ook gevoel en wil betrokken wordt, worden de beelden van dieren gebruikt.

Het is goed om, indien praktisch mogelijk, de oefeningen dagelijks 15 minuten lang te doen. Het kan nooit te vaak gedaan worden! De oefeningen kunnen gevarieerd worden om het interessant te houden.

Ook bij het zwemmen worden veel nuttige bewegingen ingeoefend – kruipslag, bij voorbeeld!

Wat neem jij waar aan de bewegingen, gaat het chaotisch of lethargisch? Zijn de bewegingen harmonisch of stokkerig? Zijn de handen, knieën of voeten naar binnen gedraaid, of juist naar buiten? Beweegt het hoofd? Zijn de vuisten gebald of gebruik het kind zijn vingers om op te steunen? Zijn de voeten van de grond? Hoe hoog? Lacht, praat of maakt het kind geluiden terwijl hij de bewegingen uitvoert? Toont hij achteraf te veel aan emotie: uitbundigheid, agressie of juist sterk naar binnen gekeerd?

http://www.movementforchildhood.com/
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten