Licht en leven geven kracht
Om te groeien als een bloem
In de winter slapen, dromen,
In de lente vreugdezang.
In de zomer kleurenpracht,
In de herfst wordt goud gebracht.
Dag na dag wordt ond getoond
Welke weg wij moeten gaan
Door de eng'le om ons heen.
Om te groeien als een bloem
In de winter slapen, dromen,
In de lente vreugdezang.
In de zomer kleurenpracht,
In de herfst wordt goud gebracht.
Dag na dag wordt ond getoond
Welke weg wij moeten gaan
Door de eng'le om ons heen.
In en uit bewegend in de kring; naar binnen bewegend gaan de armen omhoog en vormen een O; wanneer ze naar buiten bewegen, vormen de armen een A
Barbara Palesty * (vrij vertaald)
1.Eerste oefening - de sfeer
Eerst mogen de kinderen de klei voelen door het bijvoorbeeld tegen hun wang aan te drukken. Hoe voelt de klei vandaag? Dan knijpen ze een klein stukje af en zet het even apart.
2. Nu knijpen ze steeds klein stukjes af; ieder stukje wordt voorzichtig doorvoeld. Met duim, wijsvinger en middelvinger in de klei drukken en knijpen en kneden. Als er steentjes of haartjes of andere vuiligheidjes of stukjes gevonden worden die er niet tussen horen, wordt het voorzichtig verwijderd.
3. Alle doorwerkte stukjes worden op een stapeltje gelegd; losse stukjes van tijd tot tijd een beetje aandrukken en samenpersen
4. Nu pakt de leidster de hele brok klei in beide handen en drukt het aan, draai het een stukje en druk weer aan; ritmische, maar ook stevige bewegingen. De kinderen pakken hun klei ook op en doen wat ze voorgedaan wordt; gaan zo door tot er een bolvorm ontstaat; tekens de hele lomp klei draaien om een evenredige vorm te laten ontstaan.
5. De klei op harthoogte houden. Let op zithouding, recht maar ontspannen, voeten op de grond; armen en schouders moeten ontspannen blijven, ellebogen niet tegen lijf aandrukken.
6. De leidster benoemt alles duidelijk – “Ik beweeg de klei heen en weer tussen mijn twee handen en drukt het stevig aan. Nu voel ik hoe de klei van binnen tegen mijn handen drukken. Ik vorm de klei tussen mijn holle handen. Ik maak het rond, terwijl ik het telkens weer rond draai. Nu voel ik met mijn duim over de klei, ik voel waar het oneven is. Ik voel waar er nog holle plekjes zijn en druk er een beetje klei in, om het holletje te dichten. Hier voel ik een bultje – met mijn duim druk ik voorzichtig het bultje weg tot de klei glad is waar eerst een bultje zat.”
7. Dan werken ze in stilte verder – “Onze handen en onze ogen werken, onze monden rusten.”
8. Waar een kind het niet kan, helpt de leidster.
Voor de kinderen met een ontwikkelingsachterstand, is er veel meer hulp nodig, vooral in het begin. Sommige zullen nooit zelfstandig kunnen werken; dan is het zien van wat er met de klei gedaan wordt al voldoende; dan is het zaak om de interesse te krijgen en te behouden! Ook het voelen is een belangrijke ervaring dat bij het werken met klei hoort. Soms kan de begeleider voorzichtig met een kind meedoen; een hand van het kind sturen, de vingers helpen om druk uit te oefenen, terwijl de leidster de homp klei in de holte van haar eigen hand laten rusten; andersom kan ook, de klei rust in de handpalm van het kind terwijl de begeleider met een van haar handen de klei vormt; als de klei van positie veranderd wordt door de leidster, voelt het kind in zijn hand dat het beweegt en beleeft zo de draaibeweging mee.
9. Een heel aantal van de zintuigen worden geactiveerd - tastzin, levenszin, evenwichtszin, eigen bewegingszin, gezicht, gehoor, warmtezin; zelfs de reukzin, woord en denkzin worden ook aangesproken!
10. De leidster kan de kinderen ook bijv. vragen om hun ogen dicht te maken en toch door te werken! Zo wordt de tactiele waarneming en sensitiviteit van de vingertoppen verstevigt.
11. Nadat ze klaar zijn, houden ze hun werkjes omhoog voor ieder om te zien. De leidster loopt rond en kijkt, bewonderd, moedigt aan of geeft advies.
12. Als na ongeveer 20 minuten, de sfeer gevormd is, mogen ze het vooraf weggelegde stukje oppakken; “Zet het maar tegen je wang. Wat voelt je? Zet nu de ronde bol dat jij net gemaakt hebt ook tegen je wang. Wat voelt je?”
Verwondering, telkens weer! Dan worden alle vormen weggezet op een kleibord, met een klam doekje er overheen. De leidster doet de klei later weer in de luchtdichte houder, gereed voor een volgende keer. Ze weten wel het is “werkklei” en dat het de volgende les weer gebruikt wordt.
De sfeer is een primaire levensvorm en is het beginpunt van alle verdere transformaties van de vormen waarmee wij werken. In de sfeer is de spanning vanuit het centrum naar de buitenkant en van de buitenkant naar het centrum, in harmonie.
Door de interactie met materialen als klei, hout of verf beleven de kinderen hoe verbonden zij zijn met de wereld. Kunstzinnige activiteiten brengen aan de kinderen de mogelijkheid om in vrijheid innerlijk actief te zijn terwijl ze tezelfdertijd worstelen met uiterlijke materie.
Net zoals bij vormtekeningen, vibreren het boetseren van vormen s ’nachts na in het onderbewuste. Verder biedt het boetseren versterking van ruimtelijke sensitiviteit en leren ze vormen waar te nemen en te kennen.
Oefening genomen uit "Basic Sculpturing and modelling, Hella Loewe.
Voor het kind met een ontwikkelingsachterstand, een onmisbare hulp om zich beter in de wereld te plaatsen en met de wereld in wisselwerking te treden. Door het stimuleren van de tastzin wordt het ontwikkeling van de taalvermogen ondersteund.