Posts tonen met het label Bijzondere oefeningen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Bijzondere oefeningen. Alle posts tonen

woensdag 3 maart 2010

Kruis tekening - test, Audrey MacAllan

"Kruistekening" (Cross Test)

Overgenomen uit de blog van Joep Eikenboom : http://vo-extrales.blogspot.com/
Achtergrond
Bestudeert men werken van kunstenaars uit de Renaissance, die bv. Madonnabeelden schilderden, dan kan men uit de symbolen die ze gebruikten de initiatiegraad afleiden die hadden deze kunstenaars bereikt.
Bij de studie van de biografie van de 12 apostelen (Leonardo da Vinci) ontdekt men dan het volgende: Andreas, die op een X vormig kruis gekruisigd werd, groef altijd putten, waar dan "levend" water uitkwam. Dit is een beeld van het etherische. X is dus een etherkruis.

Sint Joris (+ kruis) overwon de draak. Het lichaam van de mens is een draak. (vgl. Johannes Tomasius in de Mysteriedrama's van R. Steiner.)
Wat kan men uit de test halen: -Kan het kind een kruis maken? -Aan welke kant van de lijn tekent het kind het kruis? -Kan het de middellijn (vertikaal/horizontaal) kruisen? -Welke verhouding heeft het kind tot het kruis? -Welk kruis tekent het? -Soms ziet men dat het kind het kruis vanuit een heel andere richting tekent, bijvoorbeeld van onder naar boven en van rechts naar links, of bij het diagonale kruis van onderaf.

Daarin ziet men dan weer het beeld van de krachtenstromingen (uit de 1909 voordrachten), die in het lichaam van het kind werken. Ditzelfde ziet men dan in andere testen (bv. de "Bloem-staf"). Wat zegt dit nu over het kind? Ofwel is dan het astraallichaam te sterk inwerkend (wanneer het kind van onderaf naar boven tekent), ofwel het etherlichaam is een te sterke zuigende kracht.















ALGEMENE OPMERKING: A.Mc.A. wil er de nadruk opleggen dat we voor al deze fenomenen geen concrete antwoorden hebben en dat het ook niet goed is die te hebben en kinderen meteen te labelen, zelf al te gefixeerde ideeën te hebben. Je moet altijd op een open manier naar het kind kijken en alles vergelijken met de andere oefeningen, die je doet. Je moet een hele reeks fenomeen verzamelend hebben en deze dan samenbrengen met uw ervaring.

Bloem-staf oefening

De Bloem-staf (EL blz.65 ev.)

















Het doel van de bloem-staf oefening

Er waren verschillende uitgangspunten voor deze oefening:
1. Het is een soort Mercuriusstaf. Dr. Enst Lehrs noemde dit een beeld van een etherische ruggengraat.
2. Het is een lemniscaat of een "8". Dat is het beeld van het astraallichaam dat indaalt in het fysieke lichaam.
3. De oefening ontstond in de praktijk, op basis van ideeën van de antroposofie. Ik wilde eerst gewoon dat de kinderen een mooie lemniscaat tekenden (een "acht" die je mooi maakt).
4. De Bloem-staf is ook een imaginatie van hoe dat de stromingen van etherlichaam en astraallichaam werken in de linker en de rechter lichaamshelft van de mens, boven en beneden de taille.
5. Het is ook het beeld van de beweging van de zenuwbanen van de ogen naar de visuele cortex in hersenen (de occipitale cortex) en een beeld van hoe de etherstromen vroeger werkten in de opbouw van de hersenen. De hersenen en zenuwen zijn immers gemetamorfoseerd licht.

Enkele aanvullingen op de beschrijving van de Bloem-staf in "De Extra Les”.
Praktische uitvoering: Het papier is A4 en ligt vertikaal. De leraar / lerares zet de kruisjes boven en onder waartussen het kind de verticale lijn tekenen moet (dit is in feite een IK lijn.)
De lerares zit naast het kind (links of rechts), of erachter, zodat het kind de vormtekening ervaart vanuit zijn eigen positie. Ik (A.Mc.A.) heb het gevoel dat de oefening het niet hetzelfde bewerkstelligt wanneer het op het schoolbord wordt gedaan of aan de tafel op papier. Het laatste heeft mij voorkeur (Joep Eikenboom).


Waar ik met de Heilpedagogische kinderen werkte, was het voor ieder individueel kind weer even zoeken naar de juiste positie voor kind en begeleider. Het vroeg verder om een langere aanloop en veel herhaling en zoeken naar de juiste positie. Wij begonnen op het tekenbord, bij een latere gelegenheid een vel papier tegen den tekenbord plaatsen. Er werd eerst geoefend met arm en handbewegingen zonder pen. De begeleider stuurt de handen van het kind. Dit wordt een aantal lessen lang steeds herhaald. Wanneer het zover ijsde oefening nu met krijt doen, indien het lukt. Het vraagt om veel tijd en geduld, maar het loont om door te gaan. Na een aantal weken waren wij zover om aan tafel te werken. Na twee maanden waren sommige kinderen in staat om bij het loslaten van de handen, de bewegingen zelfstandig uit te voeren. Eerst houdt de lerares haar handen boven de handen van het kind. De handen van het kind als het ware met onzichtbare touwtjes steeds blijven sturen en begeleiden. Met het kind mee bewegen, zowel innerlijk als uiterlijk! Vanzelfsprekend is het ook niet voor ieder kind mogelijk om zover te komen. Maar de oefening heeft nochtans een positieve werking omdat het kind innerlijk met de beweging leert meedoen. Hij of zij beleeft het mee en het is een werkelijke ervaring geworden, ook al is het niet hoe wij het met kinderen zonder een ontwikkelings achterstand doen. Het wordt “ingeprent”

N.C.



De bloem-staf: convexe/concave spiegeling (vanaf 8 jaar)

Vraag het kind om uit een reeks kleuren twee staafkrijtjes (of kleurpotlo­dcn) te kiezen en een ervan aan jou te geven. Ga naast het kind zitten, links naast een rechtshandig kind en rechts naast een linkshandige leer­ling:
Vraag het kind een verticale lijn te trekken door het midden van een A4-tje dat in de lengterichtingvoor hem is neergelegd. Help het kind indien nodig door twee punten aan te geven, een op 4-5 cm vanaf de bovenkant van het blaadje, en de andere aan de onderkant ervan; het kind verbindt de twee punten met een rechte lijn.
Teken vervolgens een helft van een evenwichtige verticale lemniscaal. Begin bij de bovenste punt en ga eerst naar links. Kruis de verticale, lijn op de heft en teken verder aan de rechterkant (zie afb).
Vraag het kind dezelfde vorm aan de andere kant van de lijn te tekenen en de oorspronkelijke vorm te spiegelen. Het zal waarschijnlijk nodig zijn dat de begeleider de vorm aanduidt door een stippellijn. Zeg dat het een bloem en een bol zijn.



Nu komt de zon op en er ontplooit zich een blaadje; teken van boven af naar links toe bewegend en weg van de gesloten vorm een halve lemniscaat met open bovenkant.
Het kind spiegelt dit weer.
Herhaal dit nog een keer.
Neem een nieuw blaadje en herhaal de hele vorm nog een keer ; begin nu bovenaan rechts en vraag het kind aan de andere kant te spiegelen.
Vraag het kind ten slotte om de hele vorm inclusief de verticale uit zijn herinnering op een derde blaadje te tekenen.

Extra Lesson, Audrey McAllen
(Uiteraard met onze kinderen pas na vele weken hieraan te hebben gewerkt. De oefening zal verder stapsgewijs iedere week moet worden opgebouwd. - N)

Er zijn drie plaatsen om op te letten bij de diagnose: boven midden onder: Een kind dat doorgaat op de plaats waar de lerares gestopt is en dus voort tekent van beneden naar boven.
Interpretatie: de bewegingimpuls gegeven aan en opgepakt door het astraallichaam gaat door, blijft doorstromen. Het Ik heeft er geen greep op en kan het niet stoppen. Het kind beleeft geen verschil tussen links en rechts.

Een kind dat de bloem boven sluit, zelfs nadat men gezegd heeft "en nu laten we ze open".
Interpretatie: dit is een soort doofheid.
Opmerking: Door deze diagnostische tekening als oefening te doen kan men een bepaalde heilzame ontwikkeling tot stand brengen. Dan is het daarna niet meer als diagnostisch middel te gebruiken. Zelfs bij de eerste keer, tijdens `de eerste les` kan dit effect al optreden en kan de tweede tekening van de drie beter zijn dan de eerste.

"Gaten in het onderste deel".
Interpretatie: in het onderbewustzijn kunnen de stromingen vanuit de zintuigen niet samenkomen. De visuele zintuigindrukken worden moeilijk afgedrukt in het geheugen dat is in het stofwisselingsgebied van de ledematen, auditieve zintuigindrukken kunnen maar moeizaam worden afgedrukt in het geheugen, dat is in het stofwisselingsgebied van het hoofd.
Opmerking: men moet deze dingen in hun geheel interpreteren, leren lezen, en bijvoorbeeld vergelijken met andere kinderen. Dan valt op dat er bepaalde dingen steeds terug komen. Deze haakvormige onder uiteinden vindt men bij kinderen met karakterproblemen ("maladjusted children"). Ahriman in Rudolf Steiner beeldengroep de 'Mensheidsrepresentant" in het Goetheanum heeft zijn handen op deze manier. Het duidt op een verharding in het etherische. - Een kant is langer dan de andere Dit is ook weer een fysiek probleem: het ene been is langer dan het andere, de heup staat scheet, bijvoorbeeld als gevolg van een val, de ruggengraat heeft een afwijking enz.
Algemene opmerking tussendoor: elk onderzoek van ´De Eerste Les´ (de “assessment”) kan ook als oefening gebruikt worden, behalve de "Kruistekening" blz. 44’ en de "Oog kleurvoorkeur" (Blauwe Maan; Rode Zon blz.69)

Gaat het kind bij deze vormtekenoefening kleine rollende oogbewegingen maken, dan is er meestal sprake van problemen in het vestibulaire systeem (evenwicht), Het kind heeft evenwichtsoefeningen nodig en -vergeet die niet en sla dit niet over- oefeningen op de grond, zoals de ‘Dierentuin’
(= Ontwikkelingoefeningen, EL blz.128).

TER OVERWEGING
Let op hoe de houding van het kind beïnvloed wordt door het trekken van­ lijnen. Leunt het naar achteren en gaat het met zijn hoofd mee naar beneden terwijl het de lijnen van boven naar beneden trekt? Trekt het allebei zijn schouders op? Heeft het hoofd de neiging om mee te doen met de beweging van de tekenhand? Deze posturale bewegingen zijn tekenen van spanning en kunnen te maken hebben met subtiele structurele blokkades of met een nog niet voltooide integratie van de vroege bewegingspatronen en/of met zwakke oogspieren.
Deze oefening, lemniscaten op een rechte lijn, laat zien of het kind in staat is om innerlijk ruimtelijke visualisaties te maken, van de driedimensionale naar de tweedimensionale ruimte te gaan en weer terug. Deze oefening kan als onderzoek en als remediërende oefening gebruikt worden. Soms gebeurt het dat een kind dat deze vorm goed kan spiegelen gedurende een bepaalde periode een terugslag heeft. In deze mooie vorm kun Je zien of het kind naar binnen kan bewegen van de convexe naar de concave' spiegeling (zie hoofdstuk 2) en of het bereid is om te ontvangen (de lijn open zich aan de bovenkant). Ze heeft ook archetypische bijbetekenissen voor de ziel van het kind *

*De oervormen


Geometrie en mathematica zijn door de historische ontwikkeling heen opvoeders van de menselijke intelligentie geweest. Ze maken de mens wakker voor zijn unieke plaats in de schepping. Het Vermogen om de vormen zowel visueel als innerlijk te begrijpen, heeft geleid tot de staties van voorbije beschavingen en tot de ontwikkeling van het de moderne bewustzijn. In de vorm van een spiraal bijvoorbeeld, zijn alle ruimtetrekrichtingen in een beweging samengevat -links/rechts, boven/ beneden, binnen/buiten, voor/achter. Het is eenvoudig om een spiraal van buiten naar het centrum te tekenen. Als je dezelfde spiraal van binnen naar buiten wilt tekenen, moet je zorgvuldig opletten welke kant je op moet gaan. Als je niet oplet of rechts of links begint en naar boven gaat als naar beneden zou moeten gaan, kom je uit bij een spiraal die in de tegenovergestelde richting getekend is, net als in een spiegel. Deze prach­tige beweging van de spiraal is overal in de natuur te vinden en in de hedendaagse wereld ook in menig huishoudapparaat.
bassale geometrische vormen die de mensheid vergezeld hebben worden door herontdekt en op nieuwe manieren toegepast, van de verhouding 2:3 van het vlak ten opzichte van de inhoud die geleid heeft tot 'ijzeren' schepen, tot de praktische toepassing van het parallellogram in het apparaat waar het keukenpapier omheen is gewonden. Deze geometrische vormen verheffen het menselijke denken tot de wereld van de eeuwige waarheden en maken hem tegelijkertijd tot meester van de aarde.
Als het kind deze vormen tegenkomt, beleeft het hun archetypische kwa­liteiten. Ze verbinden hem met zijn verleden en brengt hem in relatie met het ware en het schone. Het werken met deze vormen - tekenend, schilderend en in de beweging - doet een beroep op de innerlijke intelligentie die in elke mens verborgen ligt.
Therapeutisch hulp bij het opvoeden heeft als taak het individu te helpen om zijn eigen identiteit te verwezenlijken los van de erfelijkheid die hij heeft meegekregen en de omgevingsfactoren waarin het leven hem heeft neergezeyt. Dan zal hij het vermogen bewaren.

donderdag 29 oktober 2009

Morele kleuroefeningen van Audrey McAllan

De Morele kleuroefeningen

Bronnen: Hoofstuk 8, "Sleep" van Audrey MacAllan en de website van Joep Eikenboom: http://vo-extrales.blogspot.com/

Deze schilderoefeningen zijn niet eerder geschikt dan vanaf het twaalfde levensjaar, wanneer in klas 6 de chronologische geschiedenis wordt geïntroduceerd. In deze periode ontwaakt voor het eerst de gewaarwording van het eigen skelet in het bewustzijn.

Spreuk


1. “Standvastig sta ik in het bestaan” (vanuit stand wordt de linkervoet opzij geplaatst)
2. “Met vertrouwen betreed ik het levenspad” (rechtervoet zijwaarts – het kind staat nu met voeten gespreid)
3. “Liefde koester ik in de kern van mijn wezen” (linkerarm opzij op schouder hoogte)
4. “Hoop leg ik in al mijn daden” (rechterarm op schouderhoogte)
5. “Vertouwen stuur ik in mijn denken” (hoofd zo houden dat de leerling vooruit kijkt met het hoofd heel licht naar achter gehouden)

De houding in de vijfster wordt als volgt opgelost: Ontspan het hoofd, rechterarm, linkerarm, rechtervoet aansluiten, linkervoet aansluiten zodat de voeten gesloten staan als aan het begin van de spreuk. Deze ervaring kan worden versterkt door daarna twee of drie maal in de sterhouding te springen. Nu kan de schildering gemaakt worden. (aanbevolen spreuk en aanwijzingen Joep Eikenboom)

Eerst de vermiljoen kleur aanbrengen, daarna met spons of penseel de stervorm er uit wassen.



Eerste oefening: de kinderen krijgen de gelegenheid om zelf te kiezen welke kleur zij de ster willen maken.

Geel wil niet ingeperkt zijn en het geheel wordt te heet en vlammend. Hoe kunnen wij de ster goed laten stralen in het vermiljoenrood?

 Door gesprek de kinderen leiden tot een ander keuze: wij willen het 'koeler' maken, magenta (perzik-bloesem) wordt uiteindelijk de kleur waarmee de ster geschilderd wordt.


Eerste oefening:
Men kan op twee manieren te werk gaan. Beschilder het papier geheel met vermiljoen door met rechte ononderbroken streken van links naar rechts over het papier te schilderen. Hierdoor wordt een nerveus borstelen met de kwast tegengegaan en de leerling leert om een goede laag verf aan te brengen. De streek kan weer worden opgepakt vanaf de plaats waar de verf te licht wordt om zo een egaal kleurvlak te krijgen.

De vijfster kan dan uit deze zee van kleur worden gehaald met een spons of met de kwast. Als alternatief kan men de stervorm uitsparen. Dit is vooral te gebruiken wanneer de schildering wordt herhaald. Men zegt niets over de kwaliteit van het vermiljoen of het effect van deze kleur op de ziel.

Alleen bij deze eerste schilderoefening kunnen we het kind vragen welke kleur hij zou kiezen om zijn vijfster te schilderen, en wel zo dat het vlammende vermiljoen zich terug houdt van de ster en door de kleur van de ster in evenwicht wordt gehouden. De meeste kinderen kiezen onmiddellijk geel en daarin ligt nu eigenlijk het probleem. Geel is juist de kleur die niet moet worden begrensd. Geel moet oplossen en moet kunnen wegvliegen. In het geel houdt de ziel iets vast wat moet worden opgelost. Het vermiljoen drijft het in de ziel vastzittende geel uit. Ik stond de kinderen toe om hun vijfster met geel in te kleuren vanaf het moment dat ik eens zag dat Fra Angelico in zijn fresco’s deze twee kleuren gebruikt had voor Maria Magdalena. Dan vragen we de leerling of hij het resultaat bevredigend vindt. Als het antwoord “ja” is geven we geen commentaar. We herhalen de oefening de volgende keer en vragen weer welke kleur hij voor de ster wil gebruiken. Als hij te kennen geeft dat hij het resultaat niet zo geslaagd vindt kunnen we de relatie tussen de twee kleuren bespreken en bijvoorbeeld uitleggen dat het geel het vermiljoen juist vlammend en te heet laat worden. Dan ontstaat de vraag: “Hoe kunnen we het vermiljoen juist koeler doen lijken?” Er zijn kinderen die toch vast houden aan het geel, anderen doen voorstellen voor andere kleuren en realiseren zich dan dat ook die niet bevredigend zijn. Dan kunnen we de leerling de suggestie aan de hand doen om en perzikbloesem, magenta (rood-violet) te gebruiken. Dit geeft altijd grote voldoening. Ik heb geleerd om bij deze combinatie enige weken te blijven en daarna pas verder te gaan met de volgende schilderingen van de serie, waarbij ik de leerlingen precies vertelde welke kleuren zij moesten nemen.

Voor uitgebreide omschrijving van deze schilderoefening de vormen en de kleuren, zie: http://vo-extrales.blogspot.com/

Deze oefening heb ik met 4 kinderen gedaan.
Eerste oefening


Eerste sessie: een kind koos groen (het contrastkleur!) drie kinderen kozen geel.
Tweede sessie: Een geel, een blauw, een paars en een karmijnrode ster!




b. De Griekse letterreeks











Tweede oefening:

a) Beschilder het blad, zoals hierboven beschreven, met een oranje kleur. Neem uit of spaar een zesster uit en kleur die in met een licht Pruisisch blauw. Sommige kinderen vinden het moeilijk om zich een beeld te vormen van een zesster. Zelfs na de meetkundeperiode. Soms blijft er enkel een driehoek over en worden de andere punten weggehaald. Maar iedere keer als de serie gemaakt wordt, is de ster groter en beter van vorm.
Oranje met de Pruisisch blauwe zesster. (kleur en vorm van Hilde Boos-Hamburger) Dit is de geboortester van de incarnatie. Hier verenigen zich de hogere mens en de lagere mens, om op aarde het werk aan te vangen. De mens incarneert in de materie; substanties verdonkeren het geestelijke licht. Ons skelet bestaat uit verdicht licht. De cellen van onze beenderen hebben een zeshoekige vorm. We begeven ons van een innerlijke vorm naar een uiterlijke vorm. Steiner beschrijft in een andere voordracht het oranje als ‘in de geestelijke wereld net zo stromend als in de fysieke wereld’. De zesster wordt ingevuld met de complementaire kleur van oranje en krijgt de kwaliteit van de ruimte.

 b) De Griekse letter, de afkorting van de naam van Christus
De oefening levert verrassend positieve resultaten ten opzichten van behendigheid en coërdinatie van oog en hand. Alle kinderen krijgen het voor elkaar om alleen het blad te vullen met de basiskleur en zij hebben maar heel winig hulp nodig bij het invullen van de vormen:
5-ster, 6-ster, alpha, chie tot nu gedaan (10 december) Ook bij het lopen van vormen en bij het vormtekenen is er vooruitgang te zien. Dat heeft volgens mij observatie direct te maken met deze reeks schilder-oefeningen.


Derde oefening:


a) Begin met een laag citroengeel en maak daarin een oranje cirkel (bol)
Geel met een oranje bol. (vorm van Hilde Boos-Hamburger) De cirkel is een beeld voor de perfecte vorm van het astraallichaam. De mens draagt zijn zelfbewustzijn in de kleur geel de stroom van het aardse bestaan binnen.




b) De zogenaamde ’Evolutie-rij’ -een euritmieoefening- begint met de klank B. Vandaar de keuze voor de letter Bèta.











Vierde oefening


a) Een groene ondergrond waarin verschillende bladmotieven, plantenmotieven kunnen worden geschilderd in diverse tinten groen.
Groen met bladmotieven. (vorm van Hilde Boos-Hamburger) Een houvast hebben aan het heden, een wakker worden in de dagbewuste persoonlijkheid met zijn intellectuele vermogens. Groen is een geliefde kleur bij pubers, de levenskrachten komen onder de invloed van het bewustzijn en diens doodsprocessen in het lichaam.
Let op: bij het schilderen van de achtergrond bij de letter moet deze met verschillende tinten groen worden uitgevoerd . Het letterteken in één tint groen.

b) Theta









Vijfde oefening:

a) Een kobalt blauwe ondergrond met daarin een karmijnrode lemniscaat.
Kobaltblauw met lemniscaat in karmijn. Blauw en rood zijn de kleuren van de Madonna. Zij zijn de archetypische kleuren van de ziel, van haar mogelijkheid om innerlijk de koele afstand van het blauw te ervaren en de warme nabijheid van het rood. Het zijn kleuren van beweging, van ontspannen en samentrekken. Ze hebben een fysiologische relatie tot de ogen – de poorten van de ziel – blauw met het linkeroog en rood met het rechteroog (zie ‘De Extra Les’). Door deze kleuren wordt de ziel bevrijd van haar lichamelijke betrokkenheid en kan zij objectief in haar eigen innerlijke ruimte leven. De lemniscaat is de vorm waarin een evenwicht wordt getoond tussen boven en onder in een circulerende beweging.

b) De Griekse letter Tau is het symbool van het leven.










Zesde oefening:
a) Een ondergrond van blauwviolet waar doorheen een klein beetje zwarte verf is gemengd, waardoor de kleur wat wordt getemperd. Daaruit wordt een vierkant weggehaald of uitgespaard. Dit wordt in gekleurd met kobalt blauw waarin een diagonale zigzag lijn van goudgeel
Violet/zwart met blauw/geel. (kleuren van Hilde Boos-Hamburger) Dit is een moeilijke kleurcombinatie. Hilde Boos-Hamburger refereerde aan een aantekening in een van Rudolf Steiner’s notitieboekjes die hiermee samenhangt. “In het groen verhindert het licht dat blauw en geel uiteenvallen. In het violet wordt dit uiteenvallen bevorderd.” (uit: Rudolf Steiner - Farbenerkenntniss, GA 291a). Rudolf Steiners voordracht over de ruimtedimensies vormde de basis voor de vorm van deze schildering (GA 213).

b) De letter Omega beëindigt de sequentie.






Dat is het einde van de serie. Het kan zo vaak als nodig is herhaald worden, elke week een schildering. Ook kan de serie goed met potlood worden herhaald en uitgevoerd met de arceertechniek.

We kunnen begrip ontwikkelen voor bovengenoemde opmerkingen van Rudolf Steiner over blauw, geel, violet en ook een uitleg over het effect van de hele serie, wanneer we kijken naar de tekeningen, die kinderen maken in de kleutertijd. We moeten daarbij een duidelijk onderscheid maken tussen het effect van het schilderen en het effect van tekenen op het kind. Bij het schilderen roepen de kleuren de ziel op tot activiteit om met hen samen te smelten, om via het gevoel te leren begrijpen wat de ingeboren wetten en relaties van de kleuren zijn, om objectiviteit te ontwikkelen.

Bij het tekenen doet de ziel een mededeling over zichzelf in relatie tot beweging, perceptie/waarneming en gevoelsleven. Dit laatste gebeurt in een taal van archetypes, de kleuren zijn aanwezig als feiten van de ziel en er is geen sprake van een samenvloeien met de kleur, zoals bij het schilderen waarbij de kleuren gemengd zijn met water.

Voor het kind is het gras groen, de wolken zijn wit, rook zwart enzovoort. Dit zijn kleurarchetypen waarin de ziel van het kind leeft. Er zijn kinderen die, wanneer zijn voor het eerst in de kleuterklas komen, zich storten op het blauwviolet en het overmatig gebruiken. Men kan meestal vaststellen dat van deze kinderen te vaak geëist werd dat zij zielenkrachten gebruikten, die alleen echt gebruikt kunnen worden na de tandenwisseling. Dit zijn de kinderen die te vroeg keuzes moeten maken. Of, juist in het andere uiterste geval, kinderen bij wie de wil door volwassenen is overweldigd doordat die alles voor hen doen: aankleden, zelf de vragen beantwoorden voordat het kind het antwoord kan formuleren. Dit soort gedrag van volwassenen dwingt het kind in een veel te sterke verbinding met de fysiologische krachten van de lichamelijke processen, waarin de krachten van antipathie en sympathie als objectieve factoren aan het werk zijn (zie: Rudolf Steiners Algemene Menskunde, 2e voordracht).

Als deze krachten op een normale manier vrij komen van het lichaam bij de tandenwisseling worden ze in tekeningen door het gebruik van blauw en rood afgebeeld, en in hun relatie tot ontwikkeling van de oog-kleur-voorkeur (zie ‘De Extra Les’). De noodzaak van het kind om violet te gebruiken laat zien dat op deze twee krachten, die in het kind werkzaam zijn, al te vroeg een appel is gedaan en dat ze in het organisme onder druk worden beleefd. Zwart is een noodzakelijke kleur voor jonge kinderen om te kunnen gebruiken in hun tekening. Het kind gebruikt zwart om zijn eerste beleving van zijn eigen fysieke lichaam uit te drukken. Een gezond kind gebruikt zwart precies op de juiste plaats, tijd en in de juiste hoeveelheden. Een kind dat te sterk verstrengeld is in de mechanische bewegingen van zijn lichaam gebruikt zwart op vreemde plaatsen, steeds weer en overmatig. De kleuren die een kind gebruikt om de harmonieuze verbinding met zijn lichamelijkheid uit te drukken zijn voor de tandenwisseling blauw en geel; vanuit deze kleuren weeft de ziel van het kind zijn verbinding met het erfelijkheidslichaam en vormt dit om.

Wanneer we nu de kleurencombinatie van de 6e schildering nog eens nader bekijken, zien we dat de ziel geleid is tot het moment dat het zich kan bevrijden van een te sterke verbinding met de krachten in het fysieke lichaam (violet en zwart), zichzelf kan bevrijden van intellectualisme (groen), en de krachten terugkrijgt waarmee hij het leven is binnen gekomen (geel en blauw). Dit jeugdige element was ingekapseld of ongebruikt; is dit element vrij dan kan de ziel verder vooruit komen. De eerste oefening geeft dus het probleem aan, de laatste geeft het antwoord. De tussenliggende schilderingen geven de ziel een beeld van zijn eigen natuur. De ziel wordt geholpen om de tijd voordat hij de wereld binnen kwam te recapituleren en zich opnieuw te verbinden met de impulsen en met de intenties van zijn huidige incarnatie.

Deze oefeningen zijn ook waardevol omdat ze weinig tijd kosten, 10 tot 15 minuten. Zij kunnen individueel worden gedaan als een speciale therapie met de nodige herhaling of ze kunnen aan een hele klas worden aangeboden voor de periodeles als een manier om in het algemeen harmoniserend te werken. Dit zal meer en meer nodig worden omdat psychologische druk het leven steeds meer beïnvloeden zal. We hebben al ontbijttelevisie, wat betekent dat alles wat de ziel meebrengt vanuit het slaapleven onmiddellijk wordt geattaqueerd en vervreemd van zijn geestelijke wortels. Een eenvoudige schilderoefening zal de beste hulp zijn voor het zielenwezen van het kind om zich zelf bijeen te pakken en met het hele wezen aan de les te beginnen.

De oefeningen en uitleg zijn te vinden op de website van Joep Eikenboom: http://vo-extrales.blogspot.com/

vrijdag 18 september 2009

schilderoefening - rood/blauw

Blauw-rood oefenreeks

Beginnen met spreuk:

Aan de hemel spreidt zich de regenboog zo blij
Hier op aarde geeft hij de kleuren aan mij.

Geel jij brengt licht en jij glanst
Jij schittert, jij straalt en jij danst.

Blauw biedt omhulling en koele schaduwen,
Wijkt dan weer terug, stil een bescheiden.

Rood is koninklijk en vol moed
Brengt aan ons zijn warme gloed.

Mijn papier licht te wachten
op de schenkende krachten
van de kleurige stralenkrans
met haar lichtende glans.

Blauw & Rood Schildering als zielenoefening
gebaseerd op aanwijzingen van Liane Collot d'Herbois en Audrey McAllan

Een indicatie om deze schilderoefening te gaan gebruiken is, dat een leraar het gevoel kan hebben dat de kinderen waarmee hij werkt ‘substantie’ voor de ziel nodig hebben – bijvoorbeeld voor nieuwe leerlingen in de vrijeschool, overgestapt vanuit het andere onderwijs; wanneer er in de klas een sterke tendens is tot materialistisch denken; wanneer er de noodzaak is creatieve krachten te versterken.
De kleuren Blauw en Rood geven de ziel (het astraallichaam) substantie. Ze zijn de archetypische kleuren voor de objectieve polaire krachten van antipathie en sympathie. Het gebruik van blauw en rood activeert de werkzaamheid van de ziel in de ogen, de zogenaamde oog-kleur-voorkeur. Deze serie schilderingen werkt met het principe van de oog-kleur-voorkeur (zie Audrey McAllan: De Extra Les). De serie “schudt” het astraallichaam op.
Ter vergelijking zou men hierbij kunnen denken aan het effect dat het heeft wanneer men met een rechtshandig kind de linkshandige versie van de 'Rechthoekige-driehoek-oefening' (zie ook: De Extra Les) doet. Ook kan men denken aan de pedagogische euritmieoefening IAO, die tegen het einde steeds sneller moet worden uitgevoerd en daarna weer rustig.

In iedere sessie maken de kinderen 2 schilderingen, de ene onmiddellijk na de andere. Wanneer men met een groep werkt is het raadzaam om een extra set schilderplanken te hebben, of genoeg ruimte op de vloer om de eerste schilderingen te kunnen neerleggen en laten drogen.
De leraar kan bij de instructie de oefening op het bord voortekenen met krijt, vooral de richting.
De leraar kan met schilderen beginnen meteen na de ochtendspreuk. Bij een goede organisatie lukt het de kinderen om binnen 20 minuten klaar te zijn. De zogenaamde “verloren tijd” van de periode wordt terug verdiend, doordat de kinderen na deze oefeningen meestal goed aan het werk gaan.

eerste sessie (a)
1. Met lange penseelstreken van links naar rechts wordt het eerste vel papier langzaam blauw geschilderd. (Het liefst Kobaltblauw, anders Ultramarijn. (BESLIST GEEN Pruisisch blauw) Leg de schildering weg om te drogen.
2. Prepareer onmiddellijk daarna een tweede vel papier en beschilder dit met Karmijnrood, met dezelfde techniek.

tweede sessie (b)
1. Met lange penseelstreken van links naar rechts wordt het eerste vel papier langzaam rood en blauw geschilderd. De bovenste helft rood, de onderste helft blauw. Zorg dat de verf niet wordt gemengd. Leg de schildering weg om te drogen.
2. Prepareer een tweede vel papier en schilder dit blauw en rood, de bovenste helft blauw en de onderste helft rood. Dit is het correcte patroon volgens de oog-kleur-voorkeur.

derde sessie (c)
1. Met lange penseelstreken wordt het eerste vel papier langzaam rood en blauw geschilderd. Eerst de linkerhelft tot het midden rood, dan vanaf het midden tot rechts blauw. Jonge kinderen mogen eerst een middellijn aangeven als steun voor de ruimteverdeling. Zorg dat de verf niet wordt gemengd. Leg de schildering weg om te drogen.
2. Prepareer een tweede vel papier en schilder dit blauw en rood, eerst de linkerhelft tot het midden blauw, dan vanaf het midden tot rechts rood. Dit is het correcte patroon volgens de oog-kleur-voorkeur.

vierde sessie (d)
1. Schilder met blauw een cirkelvormige bol in het midden van het papier. Schilder hier omheen Karmijnrood.
2. Op het tweede papier komt een Karmijnrode cirkelvormige bol waarom heen het Kobaltblauw of Ultramarijn.

vijfde sessie (e)
1. Met lange penseelstreken wordt het eerste vel papier langzaam rood en blauw geschilderd. Van links naar rechts wordt met Karmijn begonnen. Iedere volgende streek wordt iets korter zodat rood de linker bovenhelft van het papier bedekt. Er ontstaat een diagonaal. Jonge kinderen mogen eerst de diagonaal aangeven als steun voor de ruimteverdeling. De andere helft wordt van de diagonaal in horizontale streken naar rechts blauw geschilderd. Leg de schildering weg om te drogen.
2. Prepareer een tweede vel papier en schilder dit blauw en rood, de linkerbovenhoek tot de diagonaal blauw, dan vanaf de diagonaal in horizontale streken naar rechts rood. Dit is het correcte patroon volgens de oog-kleur-voorkeur.


aanbevolen optie: een zesde sessie
1. Viridiaangroen (Stockmar: Blaugrün) en magenta (Stockmar: Rotviolet. Winsor & Newton: Quinacridone Magenta is veel mooier) schildering (zie De Extra Les) Eén schildering met rustige streken van links naar rechts veridiangroen. Dit totdat ¾ van het blad beschilderd is. Daarna de onderste helft met magenta om een balans te creëren tegen het vele groen. Deze schilderoefening helpt de Ik-organisatie de zintuigen beter te doordringen.


















Bron:
http://vo-extrales.blogspot.com/2009/05/oog-kleur-voorkeur-blauw-rood.html
http://vo-extrales.blogspot.com/2009/02/sleep-hoofdstuk-8.html
Volgende reeks oefeningen:
http://vo-extrales.blogspot.com/search/label/schilderoefening

Afsluiten:
Op mijn papier spreidt zich nu de regenboog zo blij
Hij gaf zijn kleuren aan mij.

Geel bracht licht en glans,
Hij schittert, hij straalt, hij danst!

Blauw bracht omhulling en schaduw,
Hij wijkt terug, stil en bescheiden.

Rood zo koninklijk en vol moed
Bracht zijn warme gloed.

Mijn papier licht te drogen
Met schenkende krachten,
Met kleurige stralenkrans,
Met lichtende glans.