dinsdag 2 maart 2010

Taalontwikkeling, gehoor - inscherpen en onderscheidend leren luisteren, klankoefeningen, motorische vaardigheden, ruimtelijke oriëntatie

AEIOU

Wat een wonderschone dag A



















Met elke trede verder weg E






















Wil ik in het licht (2x) I























Onder de mooie morgenzon O













Zoek ik nu de brug…terug! U











Daar boven straalt het licht, het licht. OAI

Euritmie en klanken
Ontspanningsoefeningen: armen, benen, schouders, nek

Sirene laten klinken op A E IO U

Brrrr wijsvingers op wangen; met hoofd op en neer, hoog als omlaag, laag als omhoog;
Ha ha ha ha
Mmmmwaaaa
fff fff fff
Ssssssssssssssssssss


Hertje
Hertje, sta jij slank? H T L
Met je hoefjes op de grond? H
Hertje, ren je rank ? H R
Verder licht in het rond? L I R

Is je groot gewei G
Van de takken T
Komen zakken? Z
Hertje, zeg het mij!

Ritmen
Klappen & stampen

1:1
Langzaam; eerst met ritmestokjes tikken dan met handen klappen en dan met voeten stampen
De ossen stappen door het stof
Geduldig gedienstig gedweë.

Snel; dezelfde als vorige.
De miertjes trippelen overal rond
Wat zijn ze toch druk bezig

Hexameter
Kom wij gaan nu  weer naar huis // want daar wacht ons een lekkere snoepje

Wees nu toch even wat snel // want de tijd rent voorbij onze neuzen

· Pittenzakjes
Oefeningen op pagina 34 & 35 Stap voor stap, Mary Nash-Wortham

Regenboogoefening













12 3 4 5 Van rechts naar links en terug naar rechts. 8x

Over de schouder















Houdt zakje vast achter de linker schouder en vang achter de rug op in rechterhand (op heuphoogte met palm naar boven houden) Laat het zakje vallen. Breng de handen naar voren en nu de rechterhand over de schouder en dan in de linkerhand laten vallen. Tellen 1 2 3 4 . 8x

Uiteraard met veel hulp en begeleiding voor de kinderen met een (meervoudige) ontwikkelingsachterstand. Juf staat achter het kind en zorgt dat de handen in de juiste positie is om goed los te laten en op te kunnen vangen. Soms is het loslaten op zich al een heel groot verworvenheid. Wat een overwinning wanneer het een keertje lukt zelfstandig het zakje op te vangen!


Bloem-staf oefening  link naar oefening
Zie Extra les p. 65
Kleurenspreuk R.S.

In de duisternis vind ik het wezen van God
In het rozenrood voel ik de bron van het leven
In het etherblauw rust het verlangen van de geest
In het levensgroen ademt de adem van al het levende
In het goudgeel licht de helderheid van het denken op

In het vuurrood wortelt de kracht van de wil
In het zonnewit openbaart zich de kern van mijn wezen.

R.S.

Schilderen
Eerste uur vrij laten schilderen, de daaropvolgende keren de letterbeelden. Zij zijn er reeds bekend mee, het is een herhalingsproces.

Spelen met de letterkaarteneen pak gelamineerde kaarten met de beelden die gebruikt zijn om de klanken weer te geven; herkenning van de beelden en bijhorende klanken; in het geval van de vocalen, de bijbehorende euritmische lichaamsbeweging weergeven. (klinkers en medeklinkers)
                                             - kaarten met de letters op een meer abstracte wijze weergegeven,  
                                               herkennen























Verhaal
Verder werken aan het verhaal van de Groen Slang en de Witte Lelie
Wij vervolgen het verhaal telkens, tussendoor bouwt ieder kind een eigen "boek" met picto's, op. De picto's worden op een blad geplakt en in een map gedaan.
Pictolezen - werken met het computerprogramma "Kijken en kiezen".

maandag 22 februari 2010

Waarnemingsoefeningen voor de opvoeder - De volheid van de verschijning

De volheid van de verschijning leren waarnemen.
Het waarnemen van de elementen los van elkaar werd geoefend. Het is echter van groot belang dat jij geheelbeeld eerst goed tot je laten komen. Daarvoor is het nodig het fenomeen onbevangen en open, in alle rust, op jou in te laten werken.OefeningConcentreer de aandacht op de eerste indruk van een waarneming. Laat het geheelbeeld op jou inwerken. Laat alles op je afkomen, wat dit geheelbeeld jou vertelt.Michael Lipson noemt deze oefening: met zachte ogen kijken.De oefening vult nu de wakkere aandacht van de vorige oefeningen aan met een soort “wakker dromen”In de menselijke ontmoeting betekent deze blik dat ik de wil om de ander te veranderen of te helen, kan loslaten. Ik oefen mij op deze wijze om de andere in de ontmoeting te laten zijn wie hij is, hem zelfs niet anders zou willen hebben als dat hij is. Ik bevrijd het andere, want vaak maak ik hem bij het observeren tot object, ook al is het omdat ik wil begrijpen en helpen.

Een oefening van Michael Lipson

 Neem een vast natuurobject, een steen, een takje of een schelp, bij voorbeeld. Kies een object die lang bruikbaar blijft (een bloem verwelkt) Een natuurobject werkt goed bij een dergelijke oefening, omdat daarin de wetmatigheden van de natuur waarneembaar zijn. Bij een mensgemaakt object worden de ideeën van de maker in het object gelegd. Kies verder een object waar de schoonheid niet de boventoon voert en waarbij jij niet sterke gevoelsassociaties beleefd.

Leg het object op de tafel en kijk er ongeveer 30 seconden naar, alle afzonderlijke eigenschappen in jou opnemend. De oppervlakte ervan, de lijnen en vormen, de tekening en de gestalte. Subtiele differentiatie in kleur of contour, zijn moeilijk in woorden te omschrijven. De details kunnen wel heel goed omschreven worden. Ons blik verandert naar een begripvolle blik, wanneer wij zo kijken.

Sluit nu de ogen om te kunnen heroriënteren; de volgende blik wordt heel anders. Open kort de ogen en neem de steen als geheelbeeld waar, alles in een blik, alle details maar zonder ze een na de ander te benoemen. Het kijken moet ongeveer 10 seconden duren.

Herhaal de procedure nog twee maal: eerst de details 30 seconden lang bekijken en daarna 10 seconden lang een globale blik er op werpen.

Wij zullen bemerken of wij deze opdracht zo onderscheidend kunnen uitvoeren. In beide gevallen kijken wij veel intensiever dan normaal.
In beide gevallen reinigen wij de waarneming van de gewone vooroordelen en afleidingen bij het normale alledaagse waarnemen.
Wanneer wij naar de details kijken, voegen wij begripsoordeel toe, zoals dat ook normaal gebeurt.
Wanneer wij het geheel waarnemen, laten wij het begripsmatige oordeel even los en kan de steen op zich voor ons verschijnen.
Nu gaan wij een stap verder.

Weer gaan wij afwisselend met een verschillend blik de steen observeren. Nu echter eerst de kortere blik – het hoef maar 5 of 10 seconden lang te zijn – en de tweede blik is langer, zowat dertig seconden. Met de eerste observeringswijze ervaren wij op overdreven wijze, hoe wij in de gewone dagelijkse gang van zaken, waarnemen. Bij de tweede observeringswijze wisselen wij volledig over naar de andere kijkwijze.
De eerste blik gaat nu sterk van onszelf uit naar het object. Wij weten al wat het is. Het is gewoon een voorwerp. Daar ligt het, hier zijn wij. Wij kunnen er niet veel van leren. Wij kunnen hoogstens kort eraan denken, bijvoorbeeld dat wij het ergens voor kunnen gebruiken – als het een steen is, is het misschien bruikbaar als deurstop of om mee te gooien. Op deze wijze worden wij versterk gewaar hoe wij in de gewone dagelijkse gang de wereld bekijken; hoe de wereld gereduceerd wordt tot een dode fysieke wereld.

Door de tweede wijze van observering komt het object als het ware maar ons toe. Wij stellen ons innerlijk open om alles dat wij van het object kunnen leren kennen, te ontmoeten en te begroeten. Wij hebben geen vooropgestelde houding. Wij kijken met “zachte” ogen. Wij kunnen innerlijk tot het object zeggen: laat je alsjeblieft zien. Wij komen tot visuele verwondering. Wij zijn bereid om buiten beschouwing te laten hoe het object tot nu er uitzag, of hoe het tot nu toe zich getoond heeft aan ons. Wij begroeten zijn onveranderlijke uitstraling.

Weer wisselen wij deze twee observatierichtingen af – Wij naar de steen, de steen naar ons – op zo een wijze dat het extreme verschil tussen de wijzen van kijken, door ons heel duidelijk gevoeld wordt. De eerste methode leert ons niets van het object, de tweede methode biedt eindeloos veel leermogelijkheden.

Het object kan veranderen ten opzichten van hoe wij ernaar kijken zowel als wat er vanuit spreekt. Het kan stromen en suggestief worden, het kan kostbaar worden, dierbaar als een mensenwezen. Het kan groter of kleiner schijnen te worden, of doorzichtig. Het kan centraal staan in ons bewustzijn, op dezelfde wijze dat wij anders onszelf als het midden van de omgeving ervaart. Wij leren om niet alleen een zintuiglijk voorwerp waar te nemen maar om het in zijn ware betekenis te ontdekken. Wij herkennen het idee achter het voorwerp.

Ten slotte kunnen wij onze ogen even sluiten. De eerste aanblik van onze omgeving na zo een intense oefening of na een meditatie, kan voorkomen als nieuw, alsof wij het voor het eerst zien.

zaterdag 30 januari 2010

Ruimtelijke oriëntatie, lateralisatie, grove & fijne motoriek, concentratie, zintuiglijke ontwikkeling

Bewegingsdynamiek, klank en spraak, Vormtekeningen

1. Beginspreuk (gezamenlijk)

Standvastig plaats ik mij in het leven.
Zeker ga ik mijn levensweg.
Liefde koester ik in mijn wezenskern,Hoop leg ik in mijn handelen.
Vertrouwen heb ik in mijn denken.
Deze vijf leiden mij naar mijn doel,
Deze vijf begeleiden mij.1x stilstaand zeggen; 1x alleen met bewegingen, geen woorden.


Bewegingen

Eerste regel: voeten stevig bij elkaar, armen voor de borst kruizen.
Tweede regel: linkervoet zijdelings naar buiten bewegen.
Derde regel: linkerarm naar zijkant strekken.
Vierde regel: rechter voetzijdelings naar buiten.
Vijfde regel: rechterarm strekken.
Zesde regel: beide handen op het voorhoofd leggen.
Zevende regel: beide armen naar voren strekken, parallel van boven het hoofd laten zakken tot midden voor.
Achtste regel: Beginpositie.

Dezelfde spreuk wordt nu individueel gelopen.

Standvastig plaats ik mij in het leven. Stilstaand, armen voor zich kruizen.Zeker ga ik mijn levensweg. Lopend, armen meebewegen in loopactiviteit.
Liefde koester ik in mijn wezenskern, Lopen, linkerarm naar voren strekkend.
Hoop leg ik in mijn handelen. Lopen, rechterarm naar voren strekkend.
Vertrouwen heb ik in mijn denken. Lopend, beide handen op voorhoofd.
Deze vijf leiden mij naar mijn doel, Lopend, beide armen voor zich strekkend op hoogte van middengebied.
Deze vijf begeleiden mij. Beginpositie.

Het is heel fijn om te zien hoeveel de kinderen nu al zelfstandig voor elkaar krijgen! Ik hoef niet meer mee te lopen, de vijf punten worden aangegeven met klein stoeltjes of iets anders. Wanneer zij de richting kwijtraken, hoef ik alleen met een gebaar aan te duiden hoe ze moeten lopen. Het was natuurlijk een lang proces – eerst met ze mee lopen, dan langzaam kijken hoe het lukt als ze achter mij lopen, de hand geven als het even misgaat. Daarna op de vloer met vloerkrijt de vijfster maken en ze alleen laten lopen – het werkte! Nu hoef ik maar even eenmaal voor te doen en zij vinden allen heel goed de weg. Dat leek in het begin onmogelijk ooit voor elkaar te krijgen!

2. De weg en de beek


Eerst in rechte lijn bewegen, stoppen na elke regel en eerst 90° draaien en dan weer hernieuwd doorlopen; zo ontstaat een scherpe hoek.

De beek is een doorlopende, vloeiende beweging. Drie klein objecten wordt geplaatst om de vorm waarin bewogen wordt meer overzichtelijk te maken.





DE WEG EN DE BEEK
(kort kort lang)
De weg - rechtlijnige beweging
De beek – golvende beweging

Vlak en breed recht en snel
Trekt de weg door het land.


Als maar kabbelend, babbelend,
Springt de beek langs haar kant


En de weg roept o foeit!
Wat neem jij toch een plaats
Zie eens hoe ik rechtuit
Door de weilanden raast!
In een ruk naar het dorp,
In een ruk naar de stad,
Gaat het sneller dan jij
Op je hob’lige pad!"

­Maar de beek roept: "Geen nood
Want mijn vreugde is groot!
Vrolijk zwier ik en slier ik
En wind mij door ’t land!
Groet de grasjes, de bloemen,
En het mos langs mijn kant.
Praat maar aan jij gezel,
want je stof is zo naar
en mij groet slechts de hemel,
wijd open en klaar.

Uit: Spel en gebaar, Hermien Ijzerman.

Deze oefening lukt al vrij snel. De hoek blijft een aandachtspunt, een korte rustpauze inbouwen steunt het bewustzijn. Na de derde of vierde keer kan M. al de driedubbele lemniscaat zelfstandig lopen. Y lukt het al de tweede keer.

2. Koperstaaf oefeningen
Wij doen een aantal van de onderstaande oefeningen.

a) Staaf horizontaal voor op hoogte van middel vasthouden. Omhoog, omlaag, omhoog, omlaag
b) De staaf wordt nu voor de voeten, op de vloer neergelegd. Tellen 1,2,3,4 – telkens op iedere tel
    beurtelings naar voren en naar achteren over de staaf stappen.Koperstaaf weer optillen
c) De staaf verticaal in het midden voor, handen klemmen de staaf aan de onderkant vast, de handen raken 
    elkaar. Dan stelselmatig naar boven “klimmen”; daarna weer naar beneden, steeds op en neer.
d) Staaf verticaal voor op hoogte van borst; met beide handen vasthouden terwijl een rijmpje gezegd worden de vingers een voor een optillen:

Peper en zout, zout en peper
Daarna de handen steeds verwisselen:
Eronder, erboven, eronder, erboven
En nooit eens een fout.

Oefent het draaien van de pols (spaakbeen en ellenpijp)
Uiteraard zeer moeilijk voor onze kinderen om de vingers een voor een omhoog te doen. Het bewegen van de vingers op zich is al een hele stap. Gebruik fantasie om de beweging van de vingers tot stand te laten komen, bijvoorbeeld zogenaamd fluit of piano spelen. Het is belangrijk om beweeglijk te denken als pedagoog - Niet al te snel denken "dat kunnen zij nooit" maar probeer een alternatief waarmee het (deels) kan lukken om de kinderen een ontwikkelingsmogelijkheid toch te kunnen gunnen. De draaibeweging van de pols, soepelheid van de vingerbewegingen, komen ze van pas op vele andere gebieden. Niet vergeten, er is een verband tussen fijne motoriek en taalontwikkeling.

e) De staaf vertikaal in het midden houden, de handen aan de uiteinden. Op iedere tel (1-4) wisseleen, bovenste hand nu onder, onderste hand boven. Steeds wisselen.


f) De staaf afwisselend op iedere tel voor het hoofd, achter het hoofd.


g) De watervaloefening
1 – staaf voor in het midden, horizontaal
2 – Staaf omhoog en over het hoofd naar achteren
3 – Staaf op hoogte van schouders met beide hanen gelijktijdig loslaten
4 – Staaf achter de rug weer opvangen, met beide handen.


3. Koperbaloefening.
Bron: De extra les Audrey McAllan p. 142
Aanpassing voor het kind met een ontwikkelingsachterstand- veel hulp nodig in het begin.
De kinderen liggen op hun rug, in ieder hand ligt een koperbal. De armen liggen langs de zij, met de handpalm naar boven. De handen worden beurtelings omhoog geheven tot boven het hoofd en terug. Ze kiezen zelf of ze de linker of rechterhand eerst omhoog tillen. Ze moeten de bal met hun ogen blijven volgen. Drie x herhalen, dan nog een keer met eerst de ene dan de andere hand doen, met de ogen dicht.


5. Lemniscaat/ rechte lijn tekenen - een aaneenlopend, harmonische ritmische tekenoefening. Deze oefening ondersteunt en versterkt focusvermogen, evenwicht, ruimtelijke oriëntatie (opname van informatie betreffende plaatsing van lichaam, beweging enz. door zintuigopnamen)Bron: De Extra les, Audrey McAllan p. 167
- de leidster/leerkracht staat achter het kind en stuurt de beweging. Zonder hulp kan het kind het niet. Een bewegingstroom ontstaat op deze wijze en het kind kan er in meegaan. Bouw alles heel langzaam op. Nadat de oefening een tijd herhaaldelijk gedaan is, kan de begeleider voorzichtig aan proberen om het kind tussendoor effens los te laten. Doe het op een wijze dat het kind niet de "stroom" alleen moeten handhaven als hij dat nog niet kan.Na de eerste deel van de oefening de duimendraaioefening doen indien nodig. Dan het papier 180 graden draaien; daarna weer de duimendraaioefening.












Deze oefening heb ik uitgebreid met een rechthoek en een driedubbele lemniscaat. Wij doen het op de achterkant; het past aan bij de loopoefening “De beek en de weg”  Een rechthoek om de rand van het papier (scherpe hoeken!) en de lemniscaat in het midden. Waar de eerste oefening vele weken nodig had om zelfstandiger uitgevoerd te kunnen worden, lukte het de kinderen heel snel om deze oefening te doen.
6. Afsluiten met spreuk.1x stil, 1x sprekend, 1x stil.Additionele mogelijke oefeningen: Oefening voor het hele lichaam, p. 126, staafrollen, p. 158 (liedje Skye Boatsong) Zie ook de "duimendraaioefening", p. 169 De extra les -Audrey McAllan