De volheid van de verschijning leren waarnemen.
Het waarnemen van de elementen los van elkaar werd geoefend. Het is echter van groot belang dat jij geheelbeeld eerst goed tot je laten komen. Daarvoor is het nodig het fenomeen onbevangen en open, in alle rust, op jou in te laten werken.OefeningConcentreer de aandacht op de eerste indruk van een waarneming. Laat het geheelbeeld op jou inwerken. Laat alles op je afkomen, wat dit geheelbeeld jou vertelt.Michael Lipson noemt deze oefening: met zachte ogen kijken.De oefening vult nu de wakkere aandacht van de vorige oefeningen aan met een soort “wakker dromen”In de menselijke ontmoeting betekent deze blik dat ik de wil om de ander te veranderen of te helen, kan loslaten. Ik oefen mij op deze wijze om de andere in de ontmoeting te laten zijn wie hij is, hem zelfs niet anders zou willen hebben als dat hij is. Ik bevrijd het andere, want vaak maak ik hem bij het observeren tot object, ook al is het omdat ik wil begrijpen en helpen.
Een oefening van Michael Lipson
Neem een vast natuurobject, een steen, een takje of een schelp, bij voorbeeld. Kies een object die lang bruikbaar blijft (een bloem verwelkt) Een natuurobject werkt goed bij een dergelijke oefening, omdat daarin de wetmatigheden van de natuur waarneembaar zijn. Bij een mensgemaakt object worden de ideeën van de maker in het object gelegd. Kies verder een object waar de schoonheid niet de boventoon voert en waarbij jij niet sterke gevoelsassociaties beleefd.
Leg het object op de tafel en kijk er ongeveer 30 seconden naar, alle afzonderlijke eigenschappen in jou opnemend. De oppervlakte ervan, de lijnen en vormen, de tekening en de gestalte. Subtiele differentiatie in kleur of contour, zijn moeilijk in woorden te omschrijven. De details kunnen wel heel goed omschreven worden. Ons blik verandert naar een begripvolle blik, wanneer wij zo kijken.
Sluit nu de ogen om te kunnen heroriënteren; de volgende blik wordt heel anders. Open kort de ogen en neem de steen als geheelbeeld waar, alles in een blik, alle details maar zonder ze een na de ander te benoemen. Het kijken moet ongeveer 10 seconden duren.
Herhaal de procedure nog twee maal: eerst de details 30 seconden lang bekijken en daarna 10 seconden lang een globale blik er op werpen.
Wij zullen bemerken of wij deze opdracht zo onderscheidend kunnen uitvoeren. In beide gevallen kijken wij veel intensiever dan normaal.
In beide gevallen reinigen wij de waarneming van de gewone vooroordelen en afleidingen bij het normale alledaagse waarnemen.
Wanneer wij naar de details kijken, voegen wij begripsoordeel toe, zoals dat ook normaal gebeurt.
Wanneer wij het geheel waarnemen, laten wij het begripsmatige oordeel even los en kan de steen op zich voor ons verschijnen.
Nu gaan wij een stap verder.
Weer gaan wij afwisselend met een verschillend blik de steen observeren. Nu echter eerst de kortere blik – het hoef maar 5 of 10 seconden lang te zijn – en de tweede blik is langer, zowat dertig seconden. Met de eerste observeringswijze ervaren wij op overdreven wijze, hoe wij in de gewone dagelijkse gang van zaken, waarnemen. Bij de tweede observeringswijze wisselen wij volledig over naar de andere kijkwijze.
De eerste blik gaat nu sterk van onszelf uit naar het object. Wij weten al wat het is. Het is gewoon een voorwerp. Daar ligt het, hier zijn wij. Wij kunnen er niet veel van leren. Wij kunnen hoogstens kort eraan denken, bijvoorbeeld dat wij het ergens voor kunnen gebruiken – als het een steen is, is het misschien bruikbaar als deurstop of om mee te gooien. Op deze wijze worden wij versterk gewaar hoe wij in de gewone dagelijkse gang de wereld bekijken; hoe de wereld gereduceerd wordt tot een dode fysieke wereld.
Door de tweede wijze van observering komt het object als het ware maar ons toe. Wij stellen ons innerlijk open om alles dat wij van het object kunnen leren kennen, te ontmoeten en te begroeten. Wij hebben geen vooropgestelde houding. Wij kijken met “zachte” ogen. Wij kunnen innerlijk tot het object zeggen: laat je alsjeblieft zien. Wij komen tot visuele verwondering. Wij zijn bereid om buiten beschouwing te laten hoe het object tot nu er uitzag, of hoe het tot nu toe zich getoond heeft aan ons. Wij begroeten zijn onveranderlijke uitstraling.
Weer wisselen wij deze twee observatierichtingen af – Wij naar de steen, de steen naar ons – op zo een wijze dat het extreme verschil tussen de wijzen van kijken, door ons heel duidelijk gevoeld wordt. De eerste methode leert ons niets van het object, de tweede methode biedt eindeloos veel leermogelijkheden.
Het object kan veranderen ten opzichten van hoe wij ernaar kijken zowel als wat er vanuit spreekt. Het kan stromen en suggestief worden, het kan kostbaar worden, dierbaar als een mensenwezen. Het kan groter of kleiner schijnen te worden, of doorzichtig. Het kan centraal staan in ons bewustzijn, op dezelfde wijze dat wij anders onszelf als het midden van de omgeving ervaart. Wij leren om niet alleen een zintuiglijk voorwerp waar te nemen maar om het in zijn ware betekenis te ontdekken. Wij herkennen het idee achter het voorwerp.
Ten slotte kunnen wij onze ogen even sluiten. De eerste aanblik van onze omgeving na zo een intense oefening of na een meditatie, kan voorkomen als nieuw, alsof wij het voor het eerst zien.
Achtergrond, activiteiten en ideeën voor het Therapeutisch en Pedagogisch werken met kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Uitgangspunt is het Antroposofische mens en wereldbeeld. Voor interne gebruik bij de begeleiding van de leidsters.
maandag 22 februari 2010
zaterdag 30 januari 2010
Ruimtelijke oriëntatie, lateralisatie, grove & fijne motoriek, concentratie, zintuiglijke ontwikkeling
Bewegingsdynamiek, klank en spraak, Vormtekeningen
1. Beginspreuk (gezamenlijk)
Standvastig plaats ik mij in het leven.
Zeker ga ik mijn levensweg.
Liefde koester ik in mijn wezenskern,Hoop leg ik in mijn handelen.
Vertrouwen heb ik in mijn denken.
Deze vijf leiden mij naar mijn doel,
Deze vijf begeleiden mij.1x stilstaand zeggen; 1x alleen met bewegingen, geen woorden.
Bewegingen
Eerste regel: voeten stevig bij elkaar, armen voor de borst kruizen.
Tweede regel: linkervoet zijdelings naar buiten bewegen.
Derde regel: linkerarm naar zijkant strekken.
Vierde regel: rechter voetzijdelings naar buiten.
Vijfde regel: rechterarm strekken.
Zesde regel: beide handen op het voorhoofd leggen.
Zevende regel: beide armen naar voren strekken, parallel van boven het hoofd laten zakken tot midden voor.
Achtste regel: Beginpositie.
Dezelfde spreuk wordt nu individueel gelopen.
Standvastig plaats ik mij in het leven. Stilstaand, armen voor zich kruizen.Zeker ga ik mijn levensweg. Lopend, armen meebewegen in loopactiviteit.
Liefde koester ik in mijn wezenskern, Lopen, linkerarm naar voren strekkend.
Hoop leg ik in mijn handelen. Lopen, rechterarm naar voren strekkend.
Vertrouwen heb ik in mijn denken. Lopend, beide handen op voorhoofd.
Deze vijf leiden mij naar mijn doel, Lopend, beide armen voor zich strekkend op hoogte van middengebied.
Deze vijf begeleiden mij. Beginpositie.
Het is heel fijn om te zien hoeveel de kinderen nu al zelfstandig voor elkaar krijgen! Ik hoef niet meer mee te lopen, de vijf punten worden aangegeven met klein stoeltjes of iets anders. Wanneer zij de richting kwijtraken, hoef ik alleen met een gebaar aan te duiden hoe ze moeten lopen. Het was natuurlijk een lang proces – eerst met ze mee lopen, dan langzaam kijken hoe het lukt als ze achter mij lopen, de hand geven als het even misgaat. Daarna op de vloer met vloerkrijt de vijfster maken en ze alleen laten lopen – het werkte! Nu hoef ik maar even eenmaal voor te doen en zij vinden allen heel goed de weg. Dat leek in het begin onmogelijk ooit voor elkaar te krijgen!
2. De weg en de beek
Eerst in rechte lijn bewegen, stoppen na elke regel en eerst 90° draaien en dan weer hernieuwd doorlopen; zo ontstaat een scherpe hoek.
De beek is een doorlopende, vloeiende beweging. Drie klein objecten wordt geplaatst om de vorm waarin bewogen wordt meer overzichtelijk te maken.
DE WEG EN DE BEEK
(kort kort lang)
De weg - rechtlijnige beweging
De beek – golvende beweging
Vlak en breed recht en snel
Trekt de weg door het land.
Als maar kabbelend, babbelend,
Springt de beek langs haar kant
En de weg roept o foeit!
Wat neem jij toch een plaats
Zie eens hoe ik rechtuit
Door de weilanden raast!
In een ruk naar het dorp,
In een ruk naar de stad,
Gaat het sneller dan jij
Op je hob’lige pad!"
Maar de beek roept: "Geen nood
Want mijn vreugde is groot!
Vrolijk zwier ik en slier ik
En wind mij door ’t land!
Groet de grasjes, de bloemen,
En het mos langs mijn kant.
Praat maar aan jij gezel,
want je stof is zo naar
en mij groet slechts de hemel,
wijd open en klaar.
Uit: Spel en gebaar, Hermien Ijzerman.
Deze oefening lukt al vrij snel. De hoek blijft een aandachtspunt, een korte rustpauze inbouwen steunt het bewustzijn. Na de derde of vierde keer kan M. al de driedubbele lemniscaat zelfstandig lopen. Y lukt het al de tweede keer.
2. Koperstaaf oefeningen
Wij doen een aantal van de onderstaande oefeningen.
a) Staaf horizontaal voor op hoogte van middel vasthouden. Omhoog, omlaag, omhoog, omlaag
b) De staaf wordt nu voor de voeten, op de vloer neergelegd. Tellen 1,2,3,4 – telkens op iedere tel
beurtelings naar voren en naar achteren over de staaf stappen.Koperstaaf weer optillen
c) De staaf verticaal in het midden voor, handen klemmen de staaf aan de onderkant vast, de handen raken
elkaar. Dan stelselmatig naar boven “klimmen”; daarna weer naar beneden, steeds op en neer.
d) Staaf verticaal voor op hoogte van borst; met beide handen vasthouden terwijl een rijmpje gezegd worden de vingers een voor een optillen:
Peper en zout, zout en peper
Daarna de handen steeds verwisselen:
Eronder, erboven, eronder, erboven
En nooit eens een fout.
Oefent het draaien van de pols (spaakbeen en ellenpijp)
Uiteraard zeer moeilijk voor onze kinderen om de vingers een voor een omhoog te doen. Het bewegen van de vingers op zich is al een hele stap. Gebruik fantasie om de beweging van de vingers tot stand te laten komen, bijvoorbeeld zogenaamd fluit of piano spelen. Het is belangrijk om beweeglijk te denken als pedagoog - Niet al te snel denken "dat kunnen zij nooit" maar probeer een alternatief waarmee het (deels) kan lukken om de kinderen een ontwikkelingsmogelijkheid toch te kunnen gunnen. De draaibeweging van de pols, soepelheid van de vingerbewegingen, komen ze van pas op vele andere gebieden. Niet vergeten, er is een verband tussen fijne motoriek en taalontwikkeling.
e) De staaf vertikaal in het midden houden, de handen aan de uiteinden. Op iedere tel (1-4) wisseleen, bovenste hand nu onder, onderste hand boven. Steeds wisselen.
f) De staaf afwisselend op iedere tel voor het hoofd, achter het hoofd.
g) De watervaloefening
1 – staaf voor in het midden, horizontaal
2 – Staaf omhoog en over het hoofd naar achteren
3 – Staaf op hoogte van schouders met beide hanen gelijktijdig loslaten
4 – Staaf achter de rug weer opvangen, met beide handen.
3. Koperbaloefening.
Bron: De extra les Audrey McAllan p. 142
Aanpassing voor het kind met een ontwikkelingsachterstand- veel hulp nodig in het begin.
De kinderen liggen op hun rug, in ieder hand ligt een koperbal. De armen liggen langs de zij, met de handpalm naar boven. De handen worden beurtelings omhoog geheven tot boven het hoofd en terug. Ze kiezen zelf of ze de linker of rechterhand eerst omhoog tillen. Ze moeten de bal met hun ogen blijven volgen. Drie x herhalen, dan nog een keer met eerst de ene dan de andere hand doen, met de ogen dicht.
5. Lemniscaat/ rechte lijn tekenen - een aaneenlopend, harmonische ritmische tekenoefening. Deze oefening ondersteunt en versterkt focusvermogen, evenwicht, ruimtelijke oriëntatie (opname van informatie betreffende plaatsing van lichaam, beweging enz. door zintuigopnamen)Bron: De Extra les, Audrey McAllan p. 167
- de leidster/leerkracht staat achter het kind en stuurt de beweging. Zonder hulp kan het kind het niet. Een bewegingstroom ontstaat op deze wijze en het kind kan er in meegaan. Bouw alles heel langzaam op. Nadat de oefening een tijd herhaaldelijk gedaan is, kan de begeleider voorzichtig aan proberen om het kind tussendoor effens los te laten. Doe het op een wijze dat het kind niet de "stroom" alleen moeten handhaven als hij dat nog niet kan.Na de eerste deel van de oefening de duimendraaioefening doen indien nodig. Dan het papier 180 graden draaien; daarna weer de duimendraaioefening.
Deze oefening heb ik uitgebreid met een rechthoek en een driedubbele lemniscaat. Wij doen het op de achterkant; het past aan bij de loopoefening “De beek en de weg” Een rechthoek om de rand van het papier (scherpe hoeken!) en de lemniscaat in het midden. Waar de eerste oefening vele weken nodig had om zelfstandiger uitgevoerd te kunnen worden, lukte het de kinderen heel snel om deze oefening te doen.
6. Afsluiten met spreuk.1x stil, 1x sprekend, 1x stil.Additionele mogelijke oefeningen: Oefening voor het hele lichaam, p. 126, staafrollen, p. 158 (liedje Skye Boatsong) Zie ook de "duimendraaioefening", p. 169 De extra les -Audrey McAllan
1. Beginspreuk (gezamenlijk)
Standvastig plaats ik mij in het leven.
Zeker ga ik mijn levensweg.
Liefde koester ik in mijn wezenskern,Hoop leg ik in mijn handelen.
Vertrouwen heb ik in mijn denken.
Deze vijf leiden mij naar mijn doel,
Deze vijf begeleiden mij.1x stilstaand zeggen; 1x alleen met bewegingen, geen woorden.
Bewegingen
Eerste regel: voeten stevig bij elkaar, armen voor de borst kruizen.
Tweede regel: linkervoet zijdelings naar buiten bewegen.
Derde regel: linkerarm naar zijkant strekken.
Vierde regel: rechter voetzijdelings naar buiten.
Vijfde regel: rechterarm strekken.
Zesde regel: beide handen op het voorhoofd leggen.
Zevende regel: beide armen naar voren strekken, parallel van boven het hoofd laten zakken tot midden voor.
Achtste regel: Beginpositie.
Dezelfde spreuk wordt nu individueel gelopen.
Standvastig plaats ik mij in het leven. Stilstaand, armen voor zich kruizen.Zeker ga ik mijn levensweg. Lopend, armen meebewegen in loopactiviteit.
Liefde koester ik in mijn wezenskern, Lopen, linkerarm naar voren strekkend.
Hoop leg ik in mijn handelen. Lopen, rechterarm naar voren strekkend.
Vertrouwen heb ik in mijn denken. Lopend, beide handen op voorhoofd.
Deze vijf leiden mij naar mijn doel, Lopend, beide armen voor zich strekkend op hoogte van middengebied.
Deze vijf begeleiden mij. Beginpositie.
Het is heel fijn om te zien hoeveel de kinderen nu al zelfstandig voor elkaar krijgen! Ik hoef niet meer mee te lopen, de vijf punten worden aangegeven met klein stoeltjes of iets anders. Wanneer zij de richting kwijtraken, hoef ik alleen met een gebaar aan te duiden hoe ze moeten lopen. Het was natuurlijk een lang proces – eerst met ze mee lopen, dan langzaam kijken hoe het lukt als ze achter mij lopen, de hand geven als het even misgaat. Daarna op de vloer met vloerkrijt de vijfster maken en ze alleen laten lopen – het werkte! Nu hoef ik maar even eenmaal voor te doen en zij vinden allen heel goed de weg. Dat leek in het begin onmogelijk ooit voor elkaar te krijgen!
2. De weg en de beek
Eerst in rechte lijn bewegen, stoppen na elke regel en eerst 90° draaien en dan weer hernieuwd doorlopen; zo ontstaat een scherpe hoek.
De beek is een doorlopende, vloeiende beweging. Drie klein objecten wordt geplaatst om de vorm waarin bewogen wordt meer overzichtelijk te maken.
DE WEG EN DE BEEK
(kort kort lang)
De weg - rechtlijnige beweging
De beek – golvende beweging
Vlak en breed recht en snel
Trekt de weg door het land.
Als maar kabbelend, babbelend,
Springt de beek langs haar kant
En de weg roept o foeit!
Wat neem jij toch een plaats
Zie eens hoe ik rechtuit
Door de weilanden raast!
In een ruk naar het dorp,
In een ruk naar de stad,
Gaat het sneller dan jij
Op je hob’lige pad!"
Maar de beek roept: "Geen nood
Want mijn vreugde is groot!
Vrolijk zwier ik en slier ik
En wind mij door ’t land!
Groet de grasjes, de bloemen,
En het mos langs mijn kant.
Praat maar aan jij gezel,
want je stof is zo naar
en mij groet slechts de hemel,
wijd open en klaar.
Uit: Spel en gebaar, Hermien Ijzerman.
Deze oefening lukt al vrij snel. De hoek blijft een aandachtspunt, een korte rustpauze inbouwen steunt het bewustzijn. Na de derde of vierde keer kan M. al de driedubbele lemniscaat zelfstandig lopen. Y lukt het al de tweede keer.
2. Koperstaaf oefeningen
Wij doen een aantal van de onderstaande oefeningen.
a) Staaf horizontaal voor op hoogte van middel vasthouden. Omhoog, omlaag, omhoog, omlaag
b) De staaf wordt nu voor de voeten, op de vloer neergelegd. Tellen 1,2,3,4 – telkens op iedere tel
beurtelings naar voren en naar achteren over de staaf stappen.Koperstaaf weer optillen
c) De staaf verticaal in het midden voor, handen klemmen de staaf aan de onderkant vast, de handen raken
elkaar. Dan stelselmatig naar boven “klimmen”; daarna weer naar beneden, steeds op en neer.
d) Staaf verticaal voor op hoogte van borst; met beide handen vasthouden terwijl een rijmpje gezegd worden de vingers een voor een optillen:
Peper en zout, zout en peper
Daarna de handen steeds verwisselen:
Eronder, erboven, eronder, erboven
En nooit eens een fout.
Oefent het draaien van de pols (spaakbeen en ellenpijp)
Uiteraard zeer moeilijk voor onze kinderen om de vingers een voor een omhoog te doen. Het bewegen van de vingers op zich is al een hele stap. Gebruik fantasie om de beweging van de vingers tot stand te laten komen, bijvoorbeeld zogenaamd fluit of piano spelen. Het is belangrijk om beweeglijk te denken als pedagoog - Niet al te snel denken "dat kunnen zij nooit" maar probeer een alternatief waarmee het (deels) kan lukken om de kinderen een ontwikkelingsmogelijkheid toch te kunnen gunnen. De draaibeweging van de pols, soepelheid van de vingerbewegingen, komen ze van pas op vele andere gebieden. Niet vergeten, er is een verband tussen fijne motoriek en taalontwikkeling.
e) De staaf vertikaal in het midden houden, de handen aan de uiteinden. Op iedere tel (1-4) wisseleen, bovenste hand nu onder, onderste hand boven. Steeds wisselen.
f) De staaf afwisselend op iedere tel voor het hoofd, achter het hoofd.
g) De watervaloefening
1 – staaf voor in het midden, horizontaal
2 – Staaf omhoog en over het hoofd naar achteren
3 – Staaf op hoogte van schouders met beide hanen gelijktijdig loslaten
4 – Staaf achter de rug weer opvangen, met beide handen.
3. Koperbaloefening.
Bron: De extra les Audrey McAllan p. 142
Aanpassing voor het kind met een ontwikkelingsachterstand- veel hulp nodig in het begin.
De kinderen liggen op hun rug, in ieder hand ligt een koperbal. De armen liggen langs de zij, met de handpalm naar boven. De handen worden beurtelings omhoog geheven tot boven het hoofd en terug. Ze kiezen zelf of ze de linker of rechterhand eerst omhoog tillen. Ze moeten de bal met hun ogen blijven volgen. Drie x herhalen, dan nog een keer met eerst de ene dan de andere hand doen, met de ogen dicht.
5. Lemniscaat/ rechte lijn tekenen - een aaneenlopend, harmonische ritmische tekenoefening. Deze oefening ondersteunt en versterkt focusvermogen, evenwicht, ruimtelijke oriëntatie (opname van informatie betreffende plaatsing van lichaam, beweging enz. door zintuigopnamen)Bron: De Extra les, Audrey McAllan p. 167
- de leidster/leerkracht staat achter het kind en stuurt de beweging. Zonder hulp kan het kind het niet. Een bewegingstroom ontstaat op deze wijze en het kind kan er in meegaan. Bouw alles heel langzaam op. Nadat de oefening een tijd herhaaldelijk gedaan is, kan de begeleider voorzichtig aan proberen om het kind tussendoor effens los te laten. Doe het op een wijze dat het kind niet de "stroom" alleen moeten handhaven als hij dat nog niet kan.Na de eerste deel van de oefening de duimendraaioefening doen indien nodig. Dan het papier 180 graden draaien; daarna weer de duimendraaioefening.
Deze oefening heb ik uitgebreid met een rechthoek en een driedubbele lemniscaat. Wij doen het op de achterkant; het past aan bij de loopoefening “De beek en de weg” Een rechthoek om de rand van het papier (scherpe hoeken!) en de lemniscaat in het midden. Waar de eerste oefening vele weken nodig had om zelfstandiger uitgevoerd te kunnen worden, lukte het de kinderen heel snel om deze oefening te doen.
vrijdag 29 januari 2010
Onderscheidend leren luisteren, opdracht uitvoeren, concentratie, taalontwikkeling, grove & fijne motoriek, wilsversterkende activiteiten, interesse in de wereld uitbreiden.
Groeten met handpop – indirect kontact maken; aandacht, uitnodiging.
Zeg eens wie ben jij, wie ben jij, wie ben jij?
Zeg een s wie ben jij, hoe heet jij?
Ik ben Piep de Muis, Piep de Muis, Piep de Muis.
Mijn naam is piep de Muis, zo heet ik.
Ik ben M....., en zo verder
Beginspreuk:
De engel va de dag maakt het stralend licht
De engel van de nacht vouwt zijn vleugels dicht.
bron: Kringspelen en Ritmisch-muzikale bewegingsspelen. Samengesteld door Bernadette de la Houssaye en uitgegeven door Zonnehuizen Veltheim Stenia
Eurithmie: doorgaan met de klinkers.
Taalontwikkeling en spraakoefening.
De eigen bewegingszin wordt ingeschakeld en oriëntatie in de ruimte wordt geoefend.
A
Naar de aarde, naar de aarde
Gaat de warme zonnestraal.
E
Neem mij mee, neem mij mee
Zegt de kleine lentefee.
I
Hier met zwier, hier met zwier
Giert de wind en maakt plezier.
O
Komt een wolk, een grote wolk
Voor het lieve zonnevolk.
U
En nu, en nu?
Neem een flinke paraplu.
Want het regent dat het giet.
Vlug naar huis en wachten niet.
bron: Hermien Ijzerman, Spel en gebaar, Stichting Uitgeverij Egelantier
Hand/vingerspelletje
De twee handen groeten elkaar -
Goede morgen met elkander
Waar gaat jij heen vraagt de ander
Ik ga naar zee, ga jij mee
Ik denk van niet, het is veel te diep
Dag, tot de volgende keer maar weer
Dag, tot de volgende keer.
Daarna groet Piep de Muis alle vingers (met Piep de handpop zijn handen; hij onderzoekt even het puntje van de neus van het kind, en ook ogen, mond, wangen, oren krijgen een beurt) Ieder vinger aan de rechter hand en daarna de linker hand krijt een beurt om begroet en benoemd te worden.
Duimelot, Likkepot, Langejan, Ringeling en Pinkje klein.
Handklapspelletje
Jan Tik Jan Tak
Jan suikerplak
Jan vinger in de mond
Jan suikerklont.
Koperbalspel: warmtezin stimuleren door het koper, geven en ontvangen – beurtnemen
Handpop Bibabolletje brengt de bal en speelt eerst even mee. (weer de B-klank)
Open en dicht 2 x
De koperbal wordt warm
Op de stralende dag
Ga ik flink aan het werk
In de donkere nacht
Worden wij weer sterk
Open en dicht 2 x
bron: Kringspelen en Ritmisch-muzikale bewegingsspelen. Samengesteld door Bernadette de la Houssaye en uitgegeven door Zonnehuizen Veltheim Stenia
Ik heb een mooie appel
Die appel is voor jou
Maar kijk eens naar mijn lege hand
Die’s vol wat ging dat snel.
Ik heb een mooie appel
Die appel is voor jou.
Girofonetiek: De klanken worden gevoeld, de bewegingsstroom wordt als het ware op de huid gespiegeld. Klanken worden op deze wijze beleefd en bewust ervaren. De karakteristieke eigenschappen en kwaliteiten van de klanken werken verder ook door.
Op de rug -
M E L A B ; L herkenbaar uit zijn eigen naam; De M & L brengen beweging, stroming tot stand. De E brengt je bij jezelf, de A is open makend - wisselen binnen/buiten. De B is ook een klank die je weer in je eigen lijf brengt om mee af te sluiten.
IK BEN en daarna zijn naam
Terwijl ik deze klanken met hem doe (op zijn rug), is hij helemaal stil en rustig, intense beleving van de tastervaring en de klanken. Vooral de B en de K lijkt hij erg leuk te vinden!
Voeten en benen
Het bewustzijn ook naar de onderste ledenmaten trekken voor de volgende activiteit.
Ik heb twee voeten l. &; r. afwisselend naar voren en wiebelen
Om de aarde te begroeten. A-gebaar met benen en voeten
Dat is de rechtervoet, r. naar voren
Dat is de linkervoet. l. naar voren
De rechtervoet is sterk, stampen
De linkervoet is vlug. op tenen-v
Verdwijnt eerst de ene, r. terug
De ander vindt hem terug! l. stap naar achteren
Ik heb twee handen A-gebaar met armen en handen
Snel en behendig. S EEE in afwisselend tempo/grote/richting boven naar ben.
Dit is de rechterhand, r. A
De linker die is hier. l. stap naar achteren
Ze dansen, lachen, handen en vingers maken vrolijke dansgebaar
Lachen van plezier!

Boetseren - De eerste aantal keren alleen de medium leren kennen (plasticine van Lyra) Ik maak intussen verschillende vormen - een mensfiguur. Na een aantal weken maak ik een boom, een beer en een bij. Ik vertel een verhaaltje hierbij en laat de beer duidelijk tegen de boom aan leunen, een B vormend. Er is ook een gedichtje bij het verhaaltje. De klank B wordt steeds herhaald en met extra klem uitgesproken. Het duurt maar een paar minuten, dan gaan wij over naar een tekenactiviteit.
Eerst tekent hij vrij, hij mag èèn potlood kiezen en mag dan vrij tekenen. De eerste aantal keren maakt hij krabbels, en trekt een rondje om de rand van het papier. Na een aantal weken maak ik op de achterkant ook een spiraal, ik zeg daarbij het versje van slak slak slak kom uit jouw huisje/ gaat in jouw huisje.
Afsluiten met beginspreuk
Groeten (handpop)
Volgende stap:
Een toneeltje met de beer, de boom en de bijen en bloemen opstellen als een klein tafelspelletje van Lyra boetseerklei gemaakt, of met een klein schaduw theater.
Het verhaaltje van de beer vertellen met euritmie-gebaren en ook gebruikmakend van beeldende gebaren; de klanken bewust laten klinken.
In het bos staat een boom
De bijen bouwen een nest in de boom
Ze brengen het zoete sap van de bloemen naar bijennest
Daar maken zij honing. Hmmmmm
Op de weide staan er vele bloemen
Bloemen van alle kleuren en geuren
De bijtjes snoepen naar hartenlust
Lekkere zoete honing siroop
Heen en weer, heen en weer vliegen de bijtjes
Van bloem tot bloem
Van de bloemen naar het bos
In het bos naar hun eigen boom
Bzzzzz
Daar maken zij honing
Zoete honing siroop
Hmmmmm
In het bos loopt een bruine beer
De beer snuift in de lucht
Wat ruikt hij daar
Hmmm Lekkere zoete honing!
Boven in de boom!
De beer reikte met zijn bruine berenlijf naar boven
Hij stond tegen de boom
Hij rekte en strekte
Met zijn berenpoot en vond het bijennest!
Hij brak een brok af van het bijennest
Hij likte de zoete honing
Hmmm lekker! Smullen maar!
Lekker 3x (L van klein naar groot)
Dat vonden de bijtjes niet fijn
Daar waren zij niet blij mee.
Ze vlogen af op de beer, bzzzz
Ze prikte hem op zijn brede bruine neus
Ze prikte hem op zijn ronde bruine oor
Au au au dat doet pijn!
De beer rende weg
Zo snel als maar kan.
Heeft onze bruine beer nu wel zijn lesje geleerd?
Wie zal het weten.....
Wij zullen maar moeten afwachten en zien!
Tekenactiviteit: arceren
Ik maak korte diagonale lijntjes, het hele blad hiermee vullend. Richting van lijnen altijd van rechts boven naar links onder. Een beeld om hierbij te helpen kan bij voorbeeld zijn dat het regendruppels voorstelt. Ik vraag M om hierbij te helpen. Eén kleur aanhouden. Hij doet het wel, maar het kan maar heel even. Deze activiteit heb ik een aantal keren voorgedaan en besloten om het even op vrije tekenen te houden voor M. en daarna eerst de krabbel tekenoefening te doen.
Krabbeloefening
: P. 162 Extrales A McA
Een groot vel papier – zodat zijn hand ver naar voren en zijwaarts kan bewegen. Het kind houdt een, twee of drie krijtjes in de hand, in de ‘Cross Palmaire’ greep. De tekenbeweging komt vanuit de schouder. Krabbels maken in een antikloks-spiraalrichting (rechtshandig)
Let op zithouding.
Zeg eens wie ben jij, wie ben jij, wie ben jij?
Zeg een s wie ben jij, hoe heet jij?
Ik ben Piep de Muis, Piep de Muis, Piep de Muis.
Mijn naam is piep de Muis, zo heet ik.
Ik ben M....., en zo verder
Beginspreuk:
De engel va de dag maakt het stralend licht
De engel van de nacht vouwt zijn vleugels dicht.
bron: Kringspelen en Ritmisch-muzikale bewegingsspelen. Samengesteld door Bernadette de la Houssaye en uitgegeven door Zonnehuizen Veltheim Stenia
Eurithmie: doorgaan met de klinkers.
Taalontwikkeling en spraakoefening.
De eigen bewegingszin wordt ingeschakeld en oriëntatie in de ruimte wordt geoefend.
A
Naar de aarde, naar de aarde
Gaat de warme zonnestraal.
E
Neem mij mee, neem mij mee
Zegt de kleine lentefee.
I
Hier met zwier, hier met zwier
Giert de wind en maakt plezier.
O
Komt een wolk, een grote wolk
Voor het lieve zonnevolk.
U
En nu, en nu?
Neem een flinke paraplu.
Want het regent dat het giet.
Vlug naar huis en wachten niet.
bron: Hermien Ijzerman, Spel en gebaar, Stichting Uitgeverij Egelantier
Hand/vingerspelletje
De twee handen groeten elkaar -
Goede morgen met elkander
Waar gaat jij heen vraagt de ander
Ik ga naar zee, ga jij mee
Ik denk van niet, het is veel te diep
Dag, tot de volgende keer maar weer
Dag, tot de volgende keer.
Daarna groet Piep de Muis alle vingers (met Piep de handpop zijn handen; hij onderzoekt even het puntje van de neus van het kind, en ook ogen, mond, wangen, oren krijgen een beurt) Ieder vinger aan de rechter hand en daarna de linker hand krijt een beurt om begroet en benoemd te worden.
Duimelot, Likkepot, Langejan, Ringeling en Pinkje klein.
Handklapspelletje
Jan Tik Jan Tak
Jan suikerplak
Jan vinger in de mond
Jan suikerklont.
Koperbalspel: warmtezin stimuleren door het koper, geven en ontvangen – beurtnemen
Handpop Bibabolletje brengt de bal en speelt eerst even mee. (weer de B-klank)
Open en dicht 2 x
De koperbal wordt warm
Op de stralende dag
Ga ik flink aan het werk
In de donkere nacht
Worden wij weer sterk
Open en dicht 2 x
bron: Kringspelen en Ritmisch-muzikale bewegingsspelen. Samengesteld door Bernadette de la Houssaye en uitgegeven door Zonnehuizen Veltheim Stenia
Ik heb een mooie appel
Die appel is voor jou
Maar kijk eens naar mijn lege hand
Die’s vol wat ging dat snel.
Ik heb een mooie appel
Die appel is voor jou.
Girofonetiek: De klanken worden gevoeld, de bewegingsstroom wordt als het ware op de huid gespiegeld. Klanken worden op deze wijze beleefd en bewust ervaren. De karakteristieke eigenschappen en kwaliteiten van de klanken werken verder ook door.
Op de rug -
M E L A B ; L herkenbaar uit zijn eigen naam; De M & L brengen beweging, stroming tot stand. De E brengt je bij jezelf, de A is open makend - wisselen binnen/buiten. De B is ook een klank die je weer in je eigen lijf brengt om mee af te sluiten.
IK BEN en daarna zijn naam
Terwijl ik deze klanken met hem doe (op zijn rug), is hij helemaal stil en rustig, intense beleving van de tastervaring en de klanken. Vooral de B en de K lijkt hij erg leuk te vinden!
Voeten en benen
Het bewustzijn ook naar de onderste ledenmaten trekken voor de volgende activiteit.
Ik heb twee voeten l. &; r. afwisselend naar voren en wiebelen
Om de aarde te begroeten. A-gebaar met benen en voeten
Dat is de rechtervoet, r. naar voren
Dat is de linkervoet. l. naar voren
De rechtervoet is sterk, stampen
De linkervoet is vlug. op tenen-v
Verdwijnt eerst de ene, r. terug
De ander vindt hem terug! l. stap naar achteren
Ik heb twee handen A-gebaar met armen en handen
Snel en behendig. S EEE in afwisselend tempo/grote/richting boven naar ben.
Dit is de rechterhand, r. A
De linker die is hier. l. stap naar achteren
Ze dansen, lachen, handen en vingers maken vrolijke dansgebaar
Lachen van plezier!

Boetseren - De eerste aantal keren alleen de medium leren kennen (plasticine van Lyra) Ik maak intussen verschillende vormen - een mensfiguur. Na een aantal weken maak ik een boom, een beer en een bij. Ik vertel een verhaaltje hierbij en laat de beer duidelijk tegen de boom aan leunen, een B vormend. Er is ook een gedichtje bij het verhaaltje. De klank B wordt steeds herhaald en met extra klem uitgesproken. Het duurt maar een paar minuten, dan gaan wij over naar een tekenactiviteit.

Afsluiten met beginspreuk
Groeten (handpop)
Volgende stap:
Een toneeltje met de beer, de boom en de bijen en bloemen opstellen als een klein tafelspelletje van Lyra boetseerklei gemaakt, of met een klein schaduw theater.
Het verhaaltje van de beer vertellen met euritmie-gebaren en ook gebruikmakend van beeldende gebaren; de klanken bewust laten klinken.
In het bos staat een boom
De bijen bouwen een nest in de boom
Ze brengen het zoete sap van de bloemen naar bijennest

Op de weide staan er vele bloemen
Bloemen van alle kleuren en geuren
De bijtjes snoepen naar hartenlust
Lekkere zoete honing siroop
Heen en weer, heen en weer vliegen de bijtjes
Van bloem tot bloem
Van de bloemen naar het bos
In het bos naar hun eigen boom
Bzzzzz
Daar maken zij honing
Zoete honing siroop
Hmmmmm
In het bos loopt een bruine beer
De beer snuift in de lucht
Wat ruikt hij daar
Hmmm Lekkere zoete honing!
Boven in de boom!
De beer reikte met zijn bruine berenlijf naar boven
Hij stond tegen de boom
Hij rekte en strekte
Met zijn berenpoot en vond het bijennest!
Hij brak een brok af van het bijennest
Hij likte de zoete honing
Hmmm lekker! Smullen maar!
Lekker 3x (L van klein naar groot)
Dat vonden de bijtjes niet fijn
Daar waren zij niet blij mee.
Ze vlogen af op de beer, bzzzz
Ze prikte hem op zijn brede bruine neus
Ze prikte hem op zijn ronde bruine oor
Au au au dat doet pijn!
De beer rende weg
Zo snel als maar kan.
Heeft onze bruine beer nu wel zijn lesje geleerd?
Wie zal het weten.....
Wij zullen maar moeten afwachten en zien!
Tekenactiviteit: arceren
Ik maak korte diagonale lijntjes, het hele blad hiermee vullend. Richting van lijnen altijd van rechts boven naar links onder. Een beeld om hierbij te helpen kan bij voorbeeld zijn dat het regendruppels voorstelt. Ik vraag M om hierbij te helpen. Eén kleur aanhouden. Hij doet het wel, maar het kan maar heel even. Deze activiteit heb ik een aantal keren voorgedaan en besloten om het even op vrije tekenen te houden voor M. en daarna eerst de krabbel tekenoefening te doen.
Krabbeloefening
: P. 162 Extrales A McA
Een groot vel papier – zodat zijn hand ver naar voren en zijwaarts kan bewegen. Het kind houdt een, twee of drie krijtjes in de hand, in de ‘Cross Palmaire’ greep. De tekenbeweging komt vanuit de schouder. Krabbels maken in een antikloks-spiraalrichting (rechtshandig)
Let op zithouding.
Abonneren op:
Posts (Atom)