Ritme tikken, klappen of stampen
Tikken op eigen bovenbeen, tafel of met ritmestokjes terwijl wij zingen of zeggen:
spreekteksten:
Koos heeft een kous, een oude kous.
Koos heeft een doos, een rode doos.
Een oude kous in een rode doos.
Dag kous. Dag Koos.
Ga je mee naar Spanje?
Neem een hoed met Franje.
Stap maar in de trein
Tjoeke tjoeke tjoek 2x - wat fijn
Achtergrond, activiteiten en ideeën voor het Therapeutisch en Pedagogisch werken met kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Uitgangspunt is het Antroposofische mens en wereldbeeld. Voor interne gebruik bij de begeleiding van de leidsters.
vrijdag 20 augustus 2010
Aandacht en concentratieoefeningen
Luisteren - klanken nabootsen en dan weer stilte
ook naar de stilte wordt geluisterd......
Wij bakken een visje in de pan… sjjjj
Gas uit, stilte!
Water koken in de fluitketel
fuuuut, dop er af, stilte!
*********************************************************
Beweging
De klokken luiden trekken aan een touw; de klokken klinken bim, bam;
opletten, als juf stopt, moeten zij ook stoppen.
********************************************************
In een boot, roeien.
Starten en stoppen met gebaar of klank als teken.
*******************************************************
Waarneming en geheugen

Voorwerpen op dienblad, doekje er over.
Even goed kijken terwijl doekje af is, dan weer dicht.
Wat lag op het blad?
******************************************************
Met een trommel verschillende tempo's slaan, hard of zacht naar gelang nodig.. Gebruik beelden van bijvoorbeeld dieren, hierbij:
Een hert rent naar een ander hert om samen te spelen.
Een slak verwisselt van struik
Een kudde op hol geslagen buffels (trom snel maar wel ritmisch, slaan)
Een koe graast in de wei.
Een galoperend paard.
Een trop schapen
Een fladderend vlinder
Een hoppende krekel
Motorische vaardigheden
Ontwikkelingsfasen van de motoriek
Slurffase: tegenstelling spanning en ontspanning. De slurffase kenmerkt zich door slurfbewegingen. Deze vinden plaats op basis van spanning en ontspanning, zoals bijvoorbeeld het bewegen van een slang. Als de ene hand een vuist maakt, spreiden de vingers van de andere hand zich. Indien de ene arm zich strekt, zal de andere arm zich buigen. We kunnen bij de slurffase spreken van links en rechts anatongismen, omdat de buigspieren van de ene helft van het lichaam het tegengestelde zijn van de strekspieren van de andere lichaamshelft en omgekeerd. In deze eerste fase, die van de a- symmetrische motoriek werken de linker- en rechterhersenhelft van het lichaam gescheiden. De kinderen zijn tot ongeveer 4 jaar asymmetrisch. Slurfmotoriek blokkeert de ontwikkeling van de fijne motoriek. In deze fase is het van belang dat het kind ruimtebesef krijgt.
Symmetriefase: gespiegelde bewegingen. De symmetriefase kenmerkt zich door het symmetrisch meebewegen van de tegenovergestelde lichaamszijde in spiegelbeeld. Gaat het kind bijvoorbeeld met de rechterhand de vingers strekken, dan strekt het ook de vingers van de linkerhand. Maakt het met de rechterhand draaiende bewegingen naar rechts, dan doet de linkerhand hetzelfde naar links. De bewegingen in deze fase zijn groot en worden uitgevoerd met het hele lichaam. De auditieve waarneming en de ruimtelijke oriëntatie en beleving met het ontwikkelingsmateriaal op school verder ontwikkeld. Het lichaamsschema ontwikkelt zich. Het kind leert de omgeving ten opzichte van zijn eigen lichaam te interpreteren en maakt daarbij kennis met begrippen zoals voor, achter, boven, beneden enz. In de symmetriefase ontstaat er een geheel ander kind Alle bewegingen die uitgevoerd worden met de rechterhand, staan onder controle van de linker hersenhelft of hemisfeer. De bewegingen die uitgevoerd worden met de linkerhand worden gestuurd vanuit de rechter hersenhelft. In de symmetrie werken de beide hersenhelften gelijktijdig en wordt er een onderlinge verbinding gelegd. Deze samenwerking tussen beide hersenhelften is zeer belangrijk voor de volgende fase in ontwikkeling, waarbij alle activiteiten naar een hersenhelft toegaan. Het kind gaat als het uit deze fase komt de voorkeurshand ontwikkelen. Te weinig oefening in de ene fase betekent vaak een vertraging in de volgende fase. In dat geval is het van belang om een aantal symmetrische oefeningen steeds te herhalen. Deze oefeningen zijn geschikt voor tweehandige kinderen die de neiging hebben om over te stappen op de linkerhand, daarom krijgen ze oefeningen waarbij de linkerhand de rechterhand gaat ondersteunen. Als extra hulpmiddel kan om de rechterhand een bandje gedaan worden. De kinderen wennen er zo namelijk aan dat deze hand, de uiteindelijke schrijfhand gaat worden. Deze kinderen moeten ook tijdens symmetrische oefeningen naar de rechterhand leren kijken. Met beide handen in de lucht zwaaien in tegen gestelde richting, dus zwaaiende bewegingen maken, waarbij de bewegingen gespiegeld zijn. Met twee linten crêpe papier in tegengestelde richting zwaaien. De kinderen leren door deze oefeningen zich te gewennen aan een goede schrijfhouding met een aangeschoven stoel, met beide voeten plat op de grond, naast elkaar zitten, recht op de stoel te zitten, met een horizontale schouderlijn die evenwijdig is aan het tafelblad.
Lateralisatiefase: keuze voorkeur linker of rechter hersenhelft
Het woord lateralisatie verwijst naar de functionele verschillen tussen beide hersenhelften. Bij het schrijven is het gewenst dat zich uit de symmetriefase een duidelijke voorkeurshand ontwikkelt. De lateralisatiefase kenmerkt zich met betrekking tot de handmotoriek, doordat de duim van de voorkeurshand de functie overneemt van de andere hand. Het kind is bijvoorbeeld in staat om met de voorkeurshand meerdere dingen tegelijk te gaan doen. De bewegingen komen in deze fase vanuit de pols en vingers. Het kan voor kinderen die met twee handen schrijven en over moeten stappen naar het schrijven met de rechterhand daarom goed helpen om te oefenen in het parallelschrijven. De kinderen krijgen hierbij de opdracht om naar de rechterhand te kijken, want deze hand moet geleidelijk aan het werk ook van de andere hand overnemen.
Dominantiefase: overheersing van een hersenhelft.
Dominantie houdt in dat het kind in staat is om onafhankelijke bewegingen te maken met een of met een van beide handen. Van dominantie is sprake wanneer een hersenhelft overheerst bij alle andere hersenhelften. De voorkeurshand heeft zich in deze fase duidelijk ontwikkeld en gaat alle schrijfactiviteiten uitvoeren. Bij de meeste kinderen is de dominante hand op vijfjarige leeftijd aanwezig. Indien alles verloopt zoals het moet, zullen ervoor de kinderen geen lateralisatieproblemen ontstaan. Het grootste probleem ontstaat op het moment dat kinderen die nog onvoldoende gelateraliseerd zijn, handelingen moeten verrichten waar ze nog niet aan toe zijn.
Bij de motorische ontwikkeling zijn
verschillende fasen te onderscheiden die in elkaar overlopen. Als het kind alle
fasen heeft doorlopen, heeft het zich een voorkeurshand ontwikkeld, waarbij een
goede samenwerking aanwezig is tussen handen en ogen met een sturing vanuit de
hersenen.
Slurffase: tegenstelling spanning en ontspanning. De slurffase kenmerkt zich door slurfbewegingen. Deze vinden plaats op basis van spanning en ontspanning, zoals bijvoorbeeld het bewegen van een slang. Als de ene hand een vuist maakt, spreiden de vingers van de andere hand zich. Indien de ene arm zich strekt, zal de andere arm zich buigen. We kunnen bij de slurffase spreken van links en rechts anatongismen, omdat de buigspieren van de ene helft van het lichaam het tegengestelde zijn van de strekspieren van de andere lichaamshelft en omgekeerd. In deze eerste fase, die van de a- symmetrische motoriek werken de linker- en rechterhersenhelft van het lichaam gescheiden. De kinderen zijn tot ongeveer 4 jaar asymmetrisch. Slurfmotoriek blokkeert de ontwikkeling van de fijne motoriek. In deze fase is het van belang dat het kind ruimtebesef krijgt.
Symmetriefase: gespiegelde bewegingen. De symmetriefase kenmerkt zich door het symmetrisch meebewegen van de tegenovergestelde lichaamszijde in spiegelbeeld. Gaat het kind bijvoorbeeld met de rechterhand de vingers strekken, dan strekt het ook de vingers van de linkerhand. Maakt het met de rechterhand draaiende bewegingen naar rechts, dan doet de linkerhand hetzelfde naar links. De bewegingen in deze fase zijn groot en worden uitgevoerd met het hele lichaam. De auditieve waarneming en de ruimtelijke oriëntatie en beleving met het ontwikkelingsmateriaal op school verder ontwikkeld. Het lichaamsschema ontwikkelt zich. Het kind leert de omgeving ten opzichte van zijn eigen lichaam te interpreteren en maakt daarbij kennis met begrippen zoals voor, achter, boven, beneden enz. In de symmetriefase ontstaat er een geheel ander kind Alle bewegingen die uitgevoerd worden met de rechterhand, staan onder controle van de linker hersenhelft of hemisfeer. De bewegingen die uitgevoerd worden met de linkerhand worden gestuurd vanuit de rechter hersenhelft. In de symmetrie werken de beide hersenhelften gelijktijdig en wordt er een onderlinge verbinding gelegd. Deze samenwerking tussen beide hersenhelften is zeer belangrijk voor de volgende fase in ontwikkeling, waarbij alle activiteiten naar een hersenhelft toegaan. Het kind gaat als het uit deze fase komt de voorkeurshand ontwikkelen. Te weinig oefening in de ene fase betekent vaak een vertraging in de volgende fase. In dat geval is het van belang om een aantal symmetrische oefeningen steeds te herhalen. Deze oefeningen zijn geschikt voor tweehandige kinderen die de neiging hebben om over te stappen op de linkerhand, daarom krijgen ze oefeningen waarbij de linkerhand de rechterhand gaat ondersteunen. Als extra hulpmiddel kan om de rechterhand een bandje gedaan worden. De kinderen wennen er zo namelijk aan dat deze hand, de uiteindelijke schrijfhand gaat worden. Deze kinderen moeten ook tijdens symmetrische oefeningen naar de rechterhand leren kijken. Met beide handen in de lucht zwaaien in tegen gestelde richting, dus zwaaiende bewegingen maken, waarbij de bewegingen gespiegeld zijn. Met twee linten crêpe papier in tegengestelde richting zwaaien. De kinderen leren door deze oefeningen zich te gewennen aan een goede schrijfhouding met een aangeschoven stoel, met beide voeten plat op de grond, naast elkaar zitten, recht op de stoel te zitten, met een horizontale schouderlijn die evenwijdig is aan het tafelblad.
Lateralisatiefase: keuze voorkeur linker of rechter hersenhelft
Het woord lateralisatie verwijst naar de functionele verschillen tussen beide hersenhelften. Bij het schrijven is het gewenst dat zich uit de symmetriefase een duidelijke voorkeurshand ontwikkelt. De lateralisatiefase kenmerkt zich met betrekking tot de handmotoriek, doordat de duim van de voorkeurshand de functie overneemt van de andere hand. Het kind is bijvoorbeeld in staat om met de voorkeurshand meerdere dingen tegelijk te gaan doen. De bewegingen komen in deze fase vanuit de pols en vingers. Het kan voor kinderen die met twee handen schrijven en over moeten stappen naar het schrijven met de rechterhand daarom goed helpen om te oefenen in het parallelschrijven. De kinderen krijgen hierbij de opdracht om naar de rechterhand te kijken, want deze hand moet geleidelijk aan het werk ook van de andere hand overnemen.
Dominantiefase: overheersing van een hersenhelft.
Dominantie houdt in dat het kind in staat is om onafhankelijke bewegingen te maken met een of met een van beide handen. Van dominantie is sprake wanneer een hersenhelft overheerst bij alle andere hersenhelften. De voorkeurshand heeft zich in deze fase duidelijk ontwikkeld en gaat alle schrijfactiviteiten uitvoeren. Bij de meeste kinderen is de dominante hand op vijfjarige leeftijd aanwezig. Indien alles verloopt zoals het moet, zullen ervoor de kinderen geen lateralisatieproblemen ontstaan. Het grootste probleem ontstaat op het moment dat kinderen die nog onvoldoende gelateraliseerd zijn, handelingen moeten verrichten waar ze nog niet aan toe zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)