vrijdag 27 augustus 2010

Lichaamsbewustzijn en ruimtelijke oriëntatie, zintuiglijke ontwikkeling.

Lichaamsbewustzijn en ruimtelijke oriëntatie, zintuiglijke ontwikkeling.
Fijne en grove motorische vaardigheden.
Bewegingsmechanisme inschakelen:

Primaire bewegingen: tijgeren, kruipen, rollen, sluipen, springen.
In deken draaien en rollen.
Op evenwichtsbalk lopen.
Hielen tegen tenen lopen.
Rechte lijn & kromme lijn lopen.
In ritmen lopen (bij voorbeeld kort-kort-lang, lang-kort etc.)
Tellen bij iedere stap.
Zwaaien, klimmen, schommelen, achteruitlopen
Langzaam, normaal of snel lopen, rennen.
Vegen, harken, graven, emmers dragen, stenen dragen. (arbeidspelletjes)
Pittenzakjes (met verschillende vullingen), ballen of stokken om door te geven, in de lucht te gooien of te vangen.
Kegelspelletjes.
Raak je rechterschouder met je linker hand etc.

Piaget toonde al in 1940 aan hoe belangrijk fysieke beweging als basis van cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling is.
Bewegingsproblemen hebben hun neerslag in het taalvermogen. Zwak zintuiglijke ontwikkeling heeft intellectuele en leer achterstand tot gevolg.

Tactiele ervaringen. De tastzin wordt ook ingeschakeld wanneer de ruimte verkent worden of bewegingen gedaan worden - helpt bij het “thuis voelen” in eigen lijf. Zand, water en modderspelletjes.















Opheffen van middellijn barriere

Middenlijn barrière integreren

Handvormen uitknippen en neerleggen linkerhand links, rechterhand rechts; kind kruipt door handenspoor te volgen met zijn/haar handen.

De handen ruilen zodat rechterhand links en linkerhand rechts geplaatst moet worden. Wat doet het kind?

Klapspelletje waarbij beide handen op het hoofd (1) en dan links op linker en rechts op rechter schouder kloppen (2) daarna linkerhand op rechter en rechterhand op linker schouder kloppen (3)

Opvolgen door (1) op hoofd (2 & 3) op ellenbogen te kloppen; doen hetzelfde met taille, knieën en dan voeten.

Alle activiteiten waarbij albei handen gebruikt worden.

Weven, boetseren.













Vegen, harken, schenken.

Activiteiten die helpen om bewustzijn in de ledematen te brengen: Kruiwagentje lopen, blootsvoets lopen, knikkers tussen de tenen oppakken en ermee lopen..

Hand en voetmassages

Tastzintuig

Tastzintuig – voelen en raden
Een mand met objecten (fruit, houten figuurtjes, ander bekende objecten) Een kind staat met een hand achter de rug, een ander kiest een object uit de mand en geeft dit in de hand van de eerste. Voor het spel begint mag het kind heel goed kijken naar de verschillende objecten in de mand. Hij mag nu raden welke object hij in zijn hand kreeg.
Ontwikkelt ook ook concentratie en geheugen

Blinddoekspelletjes
Het kind geblinddoekt door de kamer (of buiten op het speelveld) leiden naar verschillende objecten; laten voelen en raden wat het is.

Met een blinddoek en de handen achter de rug, een object in de handen leggen. Het kind mag voelen en dan raden wat het is.

Dominantie

Dominantie - oefeningen om de eigen bewegingszin, de evenwichtszin en de gezichtszin in harmonie te brengen.


Integreren van middenlijn barrière
(Na de negende jaar horen de kinderen niet meer de volwassenen voor zich te spiegelen, maar moeten kunnen reageren op verbale opdrachten) De volgende oefening kan dit vermogen testen; het geeft ook een goede indicatie of de wil goed geïntegreerd is tussen gezichtszin en gehoor.

Het is ook een uitstekende concentratieoefening en helpt de kinderen weer tot zichzelf komen wanneer ze ‘er uit gevlogen’ zijn.
Voor de kinderen me teen grote ontwikkelingsachterstand is een bandje om de rechterarm in bijna alle gevallen noodzakelijk, om ze te ondersteunen bij de keuze welke arm om te gebruiken.

Tegenover elkaar staand, de armen op borsthoogte gevouwen en de handen samengebald.

Rechterhand – til rechter hand en arm omhoog, weg van lijf, strek hand en vingers. Gaan terug naar beginpositie.

Linkerhand – Dito

Beide en dan weer samen - beide armen & handen samen strekken en terug naar begin positie.
De activiteit kan uitgebreid worden naar andere bewegingen, bij voorbeeld beide handen omhoog, beide omlaag en dan een omhoog en een omlaag.

vrijdag 20 augustus 2010

Integreren van bewegingssysteem



Ondersteuning bij het opheffen en metamorfosering van nog niet opgeloste oude bewegingsreflexen.

Ontwikkelingsfasen van de motoriek

Bij de motorische ontwikkeling zijn verschillende fasen te onderscheiden die in elkaar overlopen. Als het kind alle fasen heeft doorlopen, heeft het zich een voorkeurshand ontwikkeld, waarbij een goede samenwerking aanwezig is tussen handen en ogen met een sturing vanuit de hersenen.
Slurffase: tegenstelling spanning en ontspanning. De slurffase kenmerkt zich door slurfbewegingen. Deze vinden plaats op basis van spanning en ontspanning, zoals bijvoorbeeld het bewegen van een slang. Als de ene hand een vuist maakt, spreiden de vingers van de andere hand zich. Indien de ene arm zich strekt, zal de andere arm zich buigen. We kunnen bij de slurffase spreken van links en rechts anatongismen, omdat de buigspieren van de ene helft van het lichaam het tegengestelde zijn van de strekspieren van de andere lichaamshelft en omgekeerd. In deze eerste fase, die van de a- symmetrische motoriek werken de linker- en rechterhersenhelft van het lichaam gescheiden. De kinderen zijn tot ongeveer 4 jaar asymmetrisch. Slurfmotoriek blokkeert de ontwikkeling van de fijne motoriek. In deze fase is het van belang dat het kind ruimtebesef krijgt.
Symmetriefase: gespiegelde bewegingen. De symmetriefase kenmerkt zich door het symmetrisch meebewegen van de tegenovergestelde lichaamszijde in spiegelbeeld. Gaat het kind bijvoorbeeld met de rechterhand de vingers strekken, dan strekt het ook de vingers van de linkerhand. Maakt het met de rechterhand draaiende bewegingen naar rechts, dan doet de linkerhand hetzelfde naar links. De bewegingen in deze fase zijn groot en worden uitgevoerd met het hele lichaam. De auditieve waarneming en de ruimtelijke oriëntatie en beleving met het ontwikkelingsmateriaal op school verder ontwikkeld. Het lichaamsschema ontwikkelt zich. Het kind leert de omgeving ten opzichte van zijn eigen lichaam te interpreteren en maakt daarbij kennis met begrippen zoals voor, achter, boven, beneden enz. In de symmetriefase ontstaat er een geheel ander kind Alle bewegingen die uitgevoerd worden met de rechterhand, staan onder controle van de linker hersenhelft of hemisfeer. De bewegingen die uitgevoerd worden met de linkerhand worden gestuurd vanuit de rechter hersenhelft. In de symmetrie werken de beide hersenhelften gelijktijdig en wordt er een onderlinge verbinding gelegd. Deze samenwerking tussen beide hersenhelften is zeer belangrijk voor de volgende fase in ontwikkeling, waarbij alle activiteiten naar een hersenhelft toegaan. Het kind gaat als het uit deze fase komt de voorkeurshand ontwikkelen. Te weinig oefening in de ene fase betekent vaak een vertraging in de volgende fase. In dat geval is het van belang om een aantal symmetrische oefeningen steeds te herhalen. Deze oefeningen zijn geschikt voor tweehandige kinderen die de neiging hebben om over te stappen op de linkerhand, daarom krijgen ze oefeningen waarbij de linkerhand de rechterhand gaat ondersteunen. Als extra hulpmiddel kan om de rechterhand een bandje gedaan worden. De kinderen wennen er zo namelijk aan dat deze hand, de uiteindelijke schrijfhand gaat worden. Deze kinderen moeten ook tijdens symmetrische oefeningen naar de rechterhand leren kijken. Met beide handen in de lucht zwaaien in tegen gestelde richting, dus zwaaiende bewegingen maken, waarbij de bewegingen gespiegeld zijn. Met twee linten crêpe papier in tegengestelde richting zwaaien. De kinderen leren door deze oefeningen zich te gewennen aan een goede schrijfhouding met een aangeschoven stoel, met beide voeten plat op de grond, naast elkaar zitten, recht op de stoel te zitten, met een horizontale schouderlijn die evenwijdig is aan het tafelblad.

Lateralisatiefase: keuze voorkeur linker of rechter hersenhelft
Het woord lateralisatie verwijst naar de functionele verschillen tussen beide hersenhelften. Bij het schrijven is het gewenst dat zich uit de symmetriefase een duidelijke voorkeurshand ontwikkelt. De lateralisatiefase kenmerkt zich met betrekking tot de handmotoriek, doordat de duim van de voorkeurshand de functie overneemt van de andere hand. Het kind is bijvoorbeeld in staat om met de voorkeurshand meerdere dingen tegelijk te gaan doen. De bewegingen komen in deze fase vanuit de pols en vingers. Het kan voor kinderen die met twee handen schrijven en over moeten stappen naar het schrijven met de rechterhand daarom goed helpen om te oefenen in het parallelschrijven. De kinderen krijgen hierbij de opdracht om naar de rechterhand te kijken, want deze hand moet geleidelijk aan het werk ook van de andere hand overnemen.

Dominantiefase: overheersing van een hersenhelft.

Dominantie houdt in dat het kind in staat is om onafhankelijke bewegingen te maken met een of met een van beide handen. Van dominantie is sprake wanneer een hersenhelft overheerst bij alle andere hersenhelften. De voorkeurshand heeft zich in deze fase duidelijk ontwikkeld en gaat alle schrijfactiviteiten uitvoeren. Bij de meeste kinderen is de dominante hand op vijfjarige leeftijd aanwezig. Indien alles verloopt zoals het moet, zullen ervoor de kinderen geen lateralisatieproblemen ontstaan. Het grootste probleem ontstaat op het moment dat kinderen die nog onvoldoende gelateraliseerd zijn, handelingen moeten verrichten waar ze nog niet aan toe zijn.

Zoo-robics en kruipoefeningen

movementforchildhood.com

Een kind heft veel rollen, tijgeren en kruipen nodig om zich voor te bereiden voor het leven. Daarom is het niet goed om te veel gebruik te maken van de moderne draagzakken en baby-bouncers. Wanneer de bewegingsreflexen en vaardigheden niet op de normale wijze ontwikkelen, heeft het vaak ook een invloed op de leervaardigheid. Het is daarom belangrijk om kinderen met leerproblemen en met een leerachterstand, de gelegenheid te geven om bewegingsvaardigheden en patronen door bewegingspelletjes alsnog te verwerven of te verbeteren.

Het kind krijgt een aantal basische bewegingsreflexen mee, die later afgedaan en omgevormd moeten worden. Zij moeten vervangen worden door nieuwe vaardigheden en zodoende de mogelijkheid scheppen voor de volgende ontwikkelingstappen. Langzaam leert het kind nieuwe bewegingspatronen over door nabootsing, tot het zevende jaar. Wanneer de vroege bewegingspatronen niet op de juiste leeftijd opgeheven of geremd worden, moeten de bewegingen van een vroegere fase weer door gemaakt en geoefend worden.

Om de oefeningen levend te maken, zodat niet slecht het fysieke aspect, maar ook gevoel en wil betrokken wordt, worden de beelden van dieren gebruikt.

Het is goed om, indien praktisch mogelijk, de oefeningen dagelijks 15 minuten lang te doen. Het kan nooit te vaak gedaan worden! De oefeningen kunnen gevarieerd worden om het interessant te houden.

Ook bij het zwemmen worden veel nuttige bewegingen ingeoefend – kruipslag, bij voorbeeld!

Wat neem jij waar aan de bewegingen, gaat het chaotisch of lethargisch? Zijn de bewegingen harmonisch of stokkerig? Zijn de handen, knieën of voeten naar binnen gedraaid, of juist naar buiten? Beweegt het hoofd? Zijn de vuisten gebald of gebruik het kind zijn vingers om op te steunen? Zijn de voeten van de grond? Hoe hoog? Lacht, praat of maakt het kind geluiden terwijl hij de bewegingen uitvoert? Toont hij achteraf te veel aan emotie: uitbundigheid, agressie of juist sterk naar binnen gekeerd?

http://www.movementforchildhood.com/
 

Tastzin activeren

Blinddoekspelletjes


Het kind geblinddoekt door de kamer (of buiten op het speelveld) leiden naar verschillende objecten; laten voelen en raden wat het is.



Met een blinddoek en de handen achter de rug, een object in de handen leggen. Het kind mag voelen en dan raden wat het is.

Buikspieren en lichaamshouding

Oefeningen om de buikspieren te verstevigen en de lichaamshouding te verbeteren.

Gebruik een mat om de oefeningen op te doen, waar nodig.
• De waai van de benen aanraken: daardoor wordt het kind bewust van zijn houding en wordt de bekkenstand automatisch verandert.

• Gewicht afwisselend op hakken en tenen plaatsen – (moet eerst goed ontspannen staan, knieën los) Inhaken en meedoen, kan soms nodig zijn.

• Zitten met benen gestrekt, afwisselend de linker of rechter knie omhoog trekken. Probeer je knie naar je neus brengen! Ook op stoel zittend en liggend doen.

• Liggend hoofd en schouders omhoog tillen. Eerste week 5x hoofd omhoog, dan 5x hoofd en schouders; opvoeren naar 10x.

• Liggen op rug, voeten omhoog tillen; rug blijft plat (oppassen dat rug niet overbelast wordt.

• Achter een stoel staand of met een stok in beide handen horizontaal vasthouden met beide handen vastpakken, omlaag en weer omhoog. Activeert bekkenspieren.

• Bal gooien – overhands zowel als onderhands.

• Op vloer zittend, knieën omhoog, een bal uit de handen van een ander persoon trekken dat voor het kind staat.

• Duwspelletje: zittend, beide handen tegen de handen van een partner tegenover hem zittend, duwen. Ook kruiselings. Kracht zetten vanuit romp.

• Evenwichtstol en wiebelplank – op voeten, op knieën; recht blijven, niet doorzakken.

• Op de grote bal zittend (de voeten moeten de grond raken), lopen. Evenwicht handhaven terwijl hij/zij blijven zitten. Reacties uitlokken, knieën op laten tillen.

• Met de buik op de bal heen en weer rollen.

• Bekken heen en weer laten kantelen.

• Zittend op de billen laten “lopen”

Lichaamsbewustzijn en ruimtelijke oriëntatie, zintuiglijke ontwikkeling.

Bewegingsmechanisme inschakelen:
Primaire bewegingen: tijgeren, kruipen, rollen, sluipen, springen.

In deken draaien en rollen.

Op evenwichtsbalk lopen.

Hielen tegen tenen lopen.

Rechte lijn & kromme lijn lopen.

In ritmen lopen (bij voorbeeld kort-kort-lang, lang-kort etc.)

Tellen bij iedere stap.

Zwaaien, klimmen, schommelen, achteruitlopen

Langzaam, normaal of snel lopen, rennen.

Schatten hoeveel afstand tussen zichzelf en object; deze wordt nadelig beïnvloed door passief TV zitten kijken, overvloed aan visuele en auditieve indrukken volgen elkaar snel op. Perceptie en concentratie verzwakt. Lomp en onhandig, taalachterstand.

Vegen, harken, graven, emmers dragen, stenen dragen. (arbeidspelletjes)

Fijne en grove motorische vaardigheden.

Pittenzakjes (met verschillende vullingen), ballen of stokken om door te geven, in de lucht te gooien of te vangen.

Kegelspelletjes.

Raak je rechterschouder met je linker hand etc.

Piaget toonde al in 1940 aan hoe belangrijk fysieke beweging als basis van cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling is.

Bewegingsproblemen hebben hun neerslag in het taalvermogen. Zwak zintuiglijke ontwikkeling heeft intellectuele en leer achterstand tot gevolg.

Tactiele ervaringen. De tastzin wordt ook ingeschakeld wanneer de ruimte verkent worden of bewegingen gedaan worden - helpt bij het “thuis voelen” in eigen lijf. Zand, water en modderspelletjes.


*********************************************************
Kruipen


Kruipend op de vloer verschillende objecten op een bepaalde plaats ophalen en ergens heen brengen, bijvoorbeeld in een mand plaatsen.

Ondersteuningsoefeningen

Het individu werkt met zijn geestelijk-zielen organisatie in op het fysiek etherische en prent de

Drievoudige zielenstructuur ( willen, voelen, denken) in. Dit vormt de basis van de ontwikkeling van vermogens.

De omgeving werkt, in morele en fysieke zin, in op de zintuigorganisatie van het fysieke lichaam.

De vormkrachten van buiten af vormt de basis voor het aanleren en ontwikkeling van vermogens en vaardigheden.

In de eerste zeven levensjaren vindt deze inprenting van buiten plaats via de beweging en de spraak.



Bij het tekenen van een spiraal beweegt jij van boven naar beneden, van links naar rechts en van buiten naar binnen. Dezelfde onderlinge verbanden zijn terug te vinden bij de ruimtelijke bewegingen en spiraal bewegingen in huishoudelijke en ambachtelijke activiteiten.



• Weven, spinnen, was uitwringen, roeren, vaatwassen - spiraal van links naar rechts = ontwikkeling van intelligentie. Deze beweging volgt het astraallichaam in zijn beweging om het fysieke en etherlichaam te doordringen.

Geesteswetenschappelijke principes in acht nemen bij de bewegingsoefeningen, tekenoefeningen en schilder oefeningen is noodzakelijk en belangrijk; dan kan een gezond ademhalingsproces tussen geest/zielenwezen van de incarnerende persoon en levenslichaam/fysieke lichaam ontstaan.



(Audrey McAllen)

Ritme - klappen en stampen

Ritme tikken, klappen of stampen


Tikken op eigen bovenbeen, tafel of met ritmestokjes terwijl wij zingen of zeggen:

spreekteksten:

Koos heeft een kous, een oude kous.
Koos heeft een doos, een rode doos.
Een oude kous in een rode doos.
Dag kous. Dag Koos.

Ga je mee naar Spanje?
Neem een hoed met Franje.

Stap maar in de trein
Tjoeke tjoeke tjoek 2x - wat fijn

Aandacht en concentratieoefeningen


































Luisteren - klanken nabootsen en dan weer stilte               
 ook naar de stilte wordt geluisterd......


















Wij bakken een visje in de pan… sjjjj
Gas uit, stilte!
Water koken in de fluitketel
fuuuut, dop er af, stilte!


*********************************************************
Beweging

De klokken luiden trekken aan een touw; de klokken klinken bim, bam;

opletten, als juf stopt, moeten zij ook stoppen.

********************************************************
In een boot, roeien.

Starten en stoppen met gebaar of klank als teken.

*******************************************************
Waarneming en geheugen












Voorwerpen op dienblad, doekje er over.

Even goed kijken terwijl doekje af is, dan weer dicht.

Wat lag op het blad?

******************************************************

Met een trommel verschillende  tempo's  slaan, hard of zacht naar gelang nodig.. Gebruik beelden van bijvoorbeeld dieren, hierbij:
Een hert rent naar een ander hert om samen te spelen.
Een slak verwisselt van struik
Een kudde op hol geslagen buffels (trom snel maar wel ritmisch, slaan)
Een koe graast in de wei.
Een galoperend paard.
Een trop schapen
Een fladderend vlinder
Een hoppende krekel




Motorische vaardigheden

Ontwikkelingsfasen van de motoriek


Bij de motorische ontwikkeling zijn verschillende fasen te onderscheiden die in elkaar overlopen. Als het kind alle fasen heeft doorlopen, heeft het zich een voorkeurshand ontwikkeld, waarbij een goede samenwerking aanwezig is tussen handen en ogen met een sturing vanuit de hersenen.

Slurffase: tegenstelling spanning en ontspanning. De slurffase kenmerkt zich door slurfbewegingen. Deze vinden plaats op basis van spanning en ontspanning, zoals bijvoorbeeld het bewegen van een slang. Als de ene hand een vuist maakt, spreiden de vingers van de andere hand zich. Indien de ene arm zich strekt, zal de andere arm zich buigen. We kunnen bij de slurffase spreken van links en rechts anatongismen, omdat de buigspieren van de ene helft van het lichaam het tegengestelde zijn van de strekspieren van de andere lichaamshelft en omgekeerd. In deze eerste fase, die van de a- symmetrische motoriek werken de linker- en rechterhersenhelft van het lichaam gescheiden. De kinderen zijn tot ongeveer 4 jaar asymmetrisch. Slurfmotoriek blokkeert de ontwikkeling van de fijne motoriek. In deze fase is het van belang dat het kind ruimtebesef krijgt.

Symmetriefase: gespiegelde bewegingen. De symmetriefase kenmerkt zich door het symmetrisch meebewegen van de tegenovergestelde lichaamszijde in spiegelbeeld. Gaat het kind bijvoorbeeld met de rechterhand de vingers strekken, dan strekt het ook de vingers van de linkerhand. Maakt het met de rechterhand draaiende bewegingen naar rechts, dan doet de linkerhand hetzelfde naar links. De bewegingen in deze fase zijn groot en worden uitgevoerd met het hele lichaam. De auditieve waarneming en de ruimtelijke oriëntatie en beleving met het ontwikkelingsmateriaal op school verder ontwikkeld. Het lichaamsschema ontwikkelt zich. Het kind leert de omgeving ten opzichte van zijn eigen lichaam te interpreteren en maakt daarbij kennis met begrippen zoals voor, achter, boven, beneden enz. In de symmetriefase ontstaat er een geheel ander kind Alle bewegingen die uitgevoerd worden met de rechterhand, staan onder controle van de linker hersenhelft of hemisfeer. De bewegingen die uitgevoerd worden met de linkerhand worden gestuurd vanuit de rechter hersenhelft. In de symmetrie werken de beide hersenhelften gelijktijdig en wordt er een onderlinge verbinding gelegd. Deze samenwerking tussen beide hersenhelften is zeer belangrijk voor de volgende fase in ontwikkeling, waarbij alle activiteiten naar een hersenhelft toegaan. Het kind gaat als het uit deze fase komt de voorkeurshand ontwikkelen. Te weinig oefening in de ene fase betekent vaak een vertraging in de volgende fase. In dat geval is het van belang om een aantal symmetrische oefeningen steeds te herhalen. Deze oefeningen zijn geschikt voor tweehandige kinderen die de neiging hebben om over te stappen op de linkerhand, daarom krijgen ze oefeningen waarbij de linkerhand de rechterhand gaat ondersteunen. Als extra hulpmiddel kan om de rechterhand een bandje gedaan worden. De kinderen wennen er zo namelijk aan dat deze hand, de uiteindelijke schrijfhand gaat worden. Deze kinderen moeten ook tijdens symmetrische oefeningen naar de rechterhand leren kijken. Met beide handen in de lucht zwaaien in tegen gestelde richting, dus zwaaiende bewegingen maken, waarbij de bewegingen gespiegeld zijn. Met twee linten crêpe papier in tegengestelde richting zwaaien. De kinderen leren door deze oefeningen zich te gewennen aan een goede schrijfhouding met een aangeschoven stoel, met beide voeten plat op de grond, naast elkaar zitten, recht op de stoel te zitten, met een horizontale schouderlijn die evenwijdig is aan het tafelblad.

Lateralisatiefase: keuze voorkeur linker of rechter hersenhelft

Het woord lateralisatie verwijst naar de functionele verschillen tussen beide hersenhelften. Bij het schrijven is het gewenst dat zich uit de symmetriefase een duidelijke voorkeurshand ontwikkelt. De lateralisatiefase kenmerkt zich met betrekking tot de handmotoriek, doordat de duim van de voorkeurshand de functie overneemt van de andere hand. Het kind is bijvoorbeeld in staat om met de voorkeurshand meerdere dingen tegelijk te gaan doen. De bewegingen komen in deze fase vanuit de pols en vingers. Het kan voor kinderen die met twee handen schrijven en over moeten stappen naar het schrijven met de rechterhand daarom goed helpen om te oefenen in het parallelschrijven. De kinderen krijgen hierbij de opdracht om naar de rechterhand te kijken, want deze hand moet geleidelijk aan het werk ook van de andere hand overnemen.

Dominantiefase: overheersing van een hersenhelft.

Dominantie houdt in dat het kind in staat is om onafhankelijke bewegingen te maken met een of met een van beide handen. Van dominantie is sprake wanneer een hersenhelft overheerst bij alle andere hersenhelften. De voorkeurshand heeft zich in deze fase duidelijk ontwikkeld en gaat alle schrijfactiviteiten uitvoeren. Bij de meeste kinderen is de dominante hand op vijfjarige leeftijd aanwezig. Indien alles verloopt zoals het moet, zullen ervoor de kinderen geen lateralisatieproblemen ontstaan. Het grootste probleem ontstaat op het moment dat kinderen die nog onvoldoende gelateraliseerd zijn, handelingen moeten verrichten waar ze nog niet aan toe zijn.

Pittenzak, koperbal en koperstaaf spelletjes



Koperbalspelen

De koperbal wordt doorgegeven, omhoog en omlaag geheven, ritmisch terwijl er een liedje gezongen of een versje gezegd worden.












Koperstaafspelen


De staven worden ritmisch bewogen aan de hand van versjes, liedjes of terwijl er geteld worden.











Het koper werkt verwarmend en daardoor wordt de bloeddoorstroming bevorderd.



Het boekje van Bernadette de la Houssaye "Kringspelen voor kleuters en Ritmische-muzikale bewegingspelen" bevat talloze liedjes en uitleg hoe er gewerkt kan worden hiermee" door de Zonnehuizen uitgegeven



Pittenzak oefeningen









De zakjes worden ritmisch bewogen, doorgegeven of naar een partner geworven.







Oefeningen kunnen in bovengenoemde boekje gevonden worden zowel als in de volgende boeken:

Spelend oefenen - pedagogische oefeningen voor de Vrije School - Paul van Meurs
Stap voor stap - Mary Nasg-Wothham & Jean Hunt (oefeningen voor kinderen met spraak, lees, schrijf en concentratie problemen)
De extra les - bewegings, teken en schilder oefeningen - Audrey McAllen





Fijne coördinatie

• Koperstaafoefeningen

Staaf horizontaal, (handen boven, palmen naar onderen)• vingers een voor een omhoogtillen op ieder lettergreep;  handen beurtelings verwisselen (hand onder staaf, palm naar boven &  handen boven, palmen naar onderen)

Peper en zout peper en zout
Er boven
er onder
Er boven
er onder
En nooit een fout

***********************************************************


Staaf vertikaal vasthouden, met beide handen boven elkaar omklemmen, beurtelings omhoog klimmen.
Na elkaar naar beneden laten glijden en strekken - staaf in rechterhand (drogen) en weer omhoog ‘klimmen:’

Hansje Pansje Kevertje
Klom eens op een heg.
Neer viel de regen
En spoelde alles weg.
Op kwam de zon
En maakte alles droog.
Hansje Pansje kevertje
Klom toen weer omhoog.

Kleioefening

Ook het tastzintuig zowel als het concentratie vermogen, worden gestimuleerd met deze oefening.

Kinderen staan, goede houding en voeten effens uit elkaar, er wordt in stilte gewerkt; kleibrokjes in een houder aanbieden - niet groter dan een golfbal en niet kleiner dan een knikker.

Met vingertippen de klei gladstrijken en een ronde bal vormen, met beide handen aan de voorkant.

Volgende stap, na een aantal keren en wanneer deze stap goed onder de knie gekregen is, alleen de rechterhand gebruiken.

Volgende stap kan zijn dat met de linkerhand gewerkt wordt.

Volgend stap achter de rug werken, beide handen.

Het hangt van de kinderen af hoeveel stappen er gemaakt kan worden, het zal soms wel blijven bij alleen maar de eerste stap, en dan met hulp. De begeleider kan als het ware de tweede hand zijn, zodat er samen gewerkt worden aan een balletje. Het kan zelfs zo zijn dat er niet met de vingerpunten gewerkt kan worden maar alleen in de handpalm. De begeleider past zich aan bij de mogelijkheden van het kind.

Ruimtelijke dynamiek

  • Over de (koper)staven of houten oefenstokken stappen (tweede regel omdraaien/achteruit)
       

Geel en goud, geel en goud
Straalt het licht, in het woud.